De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijGaven.Ga naar voetnoot*Giafar thu gaft, gaftattu ast-giafar,
Gaftattu af heilom hug.
de Edda.
Gy geeft; maar uit wat bron spruit die milddadigheid?
Wat zegen hecht zich aan die uitgedeelde gaven?
Droogt ge ook de tranen af, die bange nooddruft schreit?
Verkwikt het u 't gemoed, een lijdend hart te laven? -
Dringt praalzucht, voorbeeld, schaamte, ontwijking van de klacht,
Uw weeldrigheid niet af, hetgeen gy schijnt te geven;
Maar dankt ge uw God wanneer ge eens broeders leed verzacht,
Met beê, dat aan 't genot de zegen vast moog kleven?
Zoo is 't een ware gift voor u en dien gy 't schenkt;
Doch, achtloos uitgestort en zonder medgevoelen,
Is 't water, zonder vrucht op 't dorre zand verplengd.
Waarin 't bedrogen hart zijn smet meent af te spoelen.
1827.
|
|