De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 295]
| |
Ouderdom.Ga naar voetnoot*Hooge jaren,
Graauwe hairen,
Gaan gewoonlijk met elkaâr;
Maar de grijsheid
En de wijsheid
Maken altijd juist geen paar.
De ondervinding
Breekt verblinding
Van vooroordeel, zegt men wel;
Maar verblindheid
Uit gezindheid
Ziet ook in 't geheel niet hel;
En gewente
Die zich prentte,
't Zij dan in den geest of 't lijf,
Geeft aan rechtheid
Geen gehechtheid,
Maar aan 't lang gepleegd bedrijf.
Door herhaling
Lieft men dwaling
Die tot wijs van inzien wierd;
En zoo krenken
We ons in 't denken
Door de neiging slechts bestierd.
't Opgaand leven
Wordt gedreven
Door een vlam van kennislust;
Maar by 't afgaan
In 't naar 't graf gaan
| |
[pagina 296]
| |
Is dat prikkelvuur gebluscht.
De eigenschappen
Van zijn sappen
Zijn verloren in den stam,
Waar de bladen
Reeds verraden
Dat de Tijd hem 't pit ontnam.
Holle wangen;
Overhangen
Op de kruk waarop men leent;
Rugverkrommen;
Adembrommen;
Stijve spieren; bros gebeent';
Geestverstrooiing,
Voorhoofdplooiing;
Rimpling van den dorren huid;
Sapverdroogen;
Nacht in de oogen,
Die den doodslaap voorbeduidt;
Boezemzwoegen
By 't doorploegen
Van den arbeidzamen Tijd:
Tandeloosheid;
Musklenvoosheid;
Trage voortgang; slappe vlijt;
Zenuwgrofheid;
Herss'nen dofheid,
Die niets aanneemt noch behoudt;
Steeds te onvreden
Met het heden,
En aan 't oud verkleefd als oud. -
Dit 's slechts over
Aan den slover,
Als het graf hem tegengaapt;
Maar noch handig,
Noch verstandig,
Is die reeds ten halve slaapt.
Neen, der Grijsheid
Is de wijsheid
| |
[pagina 297]
| |
Juist niet eigen of verpand:
Graauwe hairen
En bezwaren
Staan in zekerder verband.
1827.
|
|