De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijZangcoupletten.Ga naar voetnoot*Onder de bloemen verscholen
In holen,
Loert de venijnige hofslang op ons.
Legt u niet neder, ô meisjens of knapen,
Om u wellustig aan 't schoon te vergapen!
Sluimert niet in op het mosschige dons!
| |
[pagina 292]
| |
Lieflijk, verlokkend, is 't groeien
En bloeien,
Wen zich de Lente den hemel ontsluit;
Lieflijk de lust in des aardrijks herscheppen:
Maar, overrompelt ons 't uur van verleppen,
Al het genoegen der wareld heeft uit.
Zien we door wolken en hemel-
gewemel,
Heffen we erkentlijke harten om hoog!
Daar is het duurzaam genoegen te vinden,
Eeuwige Lent' die geen Tijd zal verslinden;
Daar zijn de wangen steeds lachend en droog.
Heerlijke beemden, valleien,
En weien,
Maar met geen veldgras der aarde bekleed;
Zalig, ô zalig! ja zalig herboren,
Die de ongeschapene Zon daar ziet gloren,
En het tapijt van gestarnten betreedt!
1827.
|
|