De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 232]
| |
Praalzucht.Ga naar voetnoot*Oh gloria -! Oh vãa cobiça
Desta vaidade, a quem chamamos fama
Oh fraudulento gosto, que se atiça
Co' hũa aura popular que honra se chama
Camoens
Wat poogt ge, ô stervling, by uw broedren uit te steken,
Uit hoogmoed, om voor meer dan andren door te gaan.
En hoe? - In deugden? - Ja, in dwaasheên en gebreken,
Want hoe zou trotsheid met oprechte deugd bestaan?
Neen, needrigheid ontschuilt de glans der zonnestralen,
En is er andre deugd? In schaduw tiert zy best;
En de Eenvoud blaast niet op, noch Liefde weet van pralen;
Maar wee, wie hoop of troost op menschenglorie vest!
Rampzalig kroost, in wind van praalzucht opgetogen,
Wat wordt er van uw hart, uw oordeel, en verstand! -
Geen liefde of Godvrucht meer uit moederborst gezogen!
Geen onderwerping meer, geen wet of zedeband!
Van jongs ten toon gesteld, gevormd voor praalschavotten,
Aast ge op een kranken lof en nietig handgeklap;
Praat meestrendwaasheid na, en leert met waarheid spotten,
En 't heerschend wangerel neemt ge aan voor wetenschap.
Zie daar den praalrok waar u de achtloosheid der ouderen
Meê opsiert! Christus bloed miskleurde 't pronkgewaad!
ô Vaders, zaagt gy 't in, wat ge oplaadt op Uw schouderen
Die zulk een Duivlenschool uw kindren overlaat!
1827.
|
|