De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 231]
| |
Wijsheid.Ga naar voetnoot*Insipientis qui sapientiae
Consultus erras, nunc retrorsum
Vela trahe.
Horat.
Geleerd zijn we, en dus wijs! - Zoo dacht men ook voor dezen,
Als m' Aristoteles en Scotus wel doorlezen
En duizend dwaasheên had gestapeld in zijn hoofd,
Nu lang belachen en van niemand meer geloofd.
Zou 't heden beter zijn sints elk met Duitsche dwazen
Verstaat als Filozoof van 't redenlicht te razen,
En al het vroegere in een hoek smijt als veroud,
En 't Waar- of Wijsheid zijn hetgeen m' er thands voor houdt?
Neen, Waarheid haalt men niet uit boeken of Doktoren:
Zy huist niet in 't verstand, maar moet in 't hart ontgloren.
Als daar heur licht ontsteekt, bestemt haar ook 't verstand,
Maar ze is geen eigenschap van 's hoofdscheêls ingewand.
't Geheugen voert haar niet, hoe zwaar men 't ook belade;
Van God daalt ze in de borst, en, enkel uit Genade.
Het innig zielsgevoel erkent haar als Zijn gaaf,
En is van les noch leer eens onderwijzers, slaaf.
Gods woord behelst haar slechts. Men mag uit andre boeken
Begrippen, goed of kwaad maar louter menschlijk, zoeken,
't Waarachtige Geloof is de echte hemelstraal
Die geest en waarheid stort in echte Pinkstertaal.
ô Heiland, geef ons dat; en weg met andre Wijsheid!
'k Verzaak ze. In U-alleen is 't rustpunt mijner Grijsheid.
Ik zwoegde, en wroette, en zocht; maar de aard bezit het niet,
Wat eenig in ons hart uit Uwe volheid schiet.
1827.
|
|