De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 205]
| |
De dichterlijke eeuwGa naar voetnoot*Corvos poetas et poetrias picas
Cantare credas Pegaseium nectar.
Persius.
Wel zeker mogen onze dagen
Den bynaam van Poëtisch dragen,
't Baadt alles drok in 't hoefbronnat.
Geen heuvelterpjen kan men toonen,
Waar thands geen Zanggodessen wonen,
Of dat geen Helikon bevat.
Uit veenmoeras en hei' en steenen
Ontspringen blijde Hippokrenen,
Die ieder paard of ezelsvoet,
Al is ook 't beest wat lang van ooren,
En voor de molenspil geboren,
Met eenen hoefslag springen doet.
Elk graauwtjen smijt zijn pak ter aarde,
En, overtuigd van eigen waarde,
Vliegt op en galmt zijn hoyaan uit,
Slaat achterwaarts met beide poten,
En ziet de springbron voortgesproten,
Wier vloed geen dam of schutsluis stut.
ô Vaderland, hoe moet ge bloeien,
Daar zoo veel zegenstroomen vloeien,
Wier bruischen alles overvliet!
Haast wordt ge in al dat natgeflodder
Geheel en al tot enklen modder,
Of anders... zoo begrijp ik 't niet.
1826.
|
|