De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijWangenot.Ga naar voetnoot*Spe sequimur, gradimurque fide, fruimurque futuris,
Ad quae non veniunt praesentis gaudia vitae.
Prudentius.
Waar de overvloed de volle horen stort,
Komt echter steeds, iets wat men wenscht, te kort,
En dit gevoel vergalt het grootst genoegen.
Alleen by U, ô Algenoegzaamheid,
Is 't vol genot door alles uitge breid,
Geen vruchteloos om meer en meerder zwoegen.
Wat zoekt men dan een spijs die nooit verzaadt,
Een tergingsdrank die geene dorst verslaat;
Wat, pijniging van onrust voor verkwikking?
Verzadiging en zielrust is by God,
Zijn woord-alleen volkomen heilgenot;
Maar wareldvreugd, bedwelming en verstikking.
| |
[pagina 189]
| |
Bedwelming van betuimling die vervliegt,
Waarvan de droom te loor stelt en bedriegt;
Verstikking die den oorsprong dempt van 't leven.
Rampzalig, wien die sluimerslaap bevangt,
Wien ooit die stik- en worgingsdamp omhangt
Waarin de dood en Helsche plagen zweven!
Ach! zien wy op tot Hem-alleen die redt,
En waken wy in 't bruischend zielsgebed,
By 's warelds lust en vleiend zielbekoren!
ô God, behoed -! Verlosser! ô bevrij
Den brozen mensch in 't hachlijk stormgetij',
Gy die in nood den bidder wilt verhooren!
1826.
|
|