De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 181]
| |
Gezag.Ga naar voetnoot*Οὐϰ ἔςλν ἐζουσία εἰ μὴ ἀπὸ Θεοῦ. Wat is de band, die 't wettig kroost verbindt? -
De Vader uit wiens hartebloed zy sproten. -
Wat is de kracht, de klem van 't Staatsbewind? -
De vuist die 't snoer onwrikbaar houdt besloten: -
Wat is de kracht der maatschappy? - 't Gezag,
Waarvoor zy buigt, als regel van haar richting,
En 't zielsgevoel dat niets versmooren mag,
Van Hooger macht als oorsprong der verplichting.
ô Eenheid! beeld en spiegel van dien God
Die 't al beheerscht, des braven hart zoo heilig:
Waar rust by woont, waarachtig heilgenot!
In u zijn Staat en huisgezinnen veilig.
God wrocht wat is, eenstemmig en volmaakt;
De Hel-alleen verbreekt die heilige orde,
En rukt uit één en brijzelt, lost, en slaakt,
Den hemelband die 't schoon Heelal omgordde.
Nu ving de strijd der Elementen aan;
't Was uit met rust, en de aard in vloek bedolven.
Gelijkheidszucht, uit d' afgrond opgestaan,
Herschiep den mensch in tijgerdolle wolven.
Wat huilen zy? - Om 't heil van 't algemeen? -
Neen; op elkaâr den rijksten prooi te maken,
Zie daar hun wit, hun eenig doel-alleen:
Wat trotsaart weet van 't heilig zelfverzaken!
| |
[pagina 182]
| |
Neen, geen gezag, of 't daalt van 's Hoogsten throon;
't Is met Zijn beeld, Zijn afdruk steeds vereenigd;
En 't heilig recht der gouden Koningskroon
Spruit uit geen zwerm, geen dwarrelende menigt'.
Den Vorst behoort het oordeel en 't gebiên,
Ook by den raad van wel ervaren mannen;
En in zijn recht de Godheid niet te ontzien,
Is tegen God met duivlen aan te spannen.
ô Gruweltijd, waar zich een andre leer
Aan 't wijd Euroop ter vloekstraf op kon dringen!
Gy plofte op eens en throon en outer neêr,
Om hals en ziel in 't Helsche juk te wringen.
Vliedt, wervelwind en Luchtgeest van deze eeuw;
God leeft, gereed uw gruweldwang te wreken.
En, Heiland, daal! verhoor ons noodgeschreeuw;
Gy kent ze, Gy, die om verlossing smeeken.
1826.
|
|