De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 177]
| |
Stilte.Ga naar voetnoot*Thine was the sway, ere heav'n was form'd or earth.
Pope.
Gy, stilte, op aard nog ouder dan de dag
Dien de eerste mensch, dien 't eerste schepsel zag;
Reeds heerschend eer Natuur haar wording kreeg,
Toen 't Niet nog was en al 't bestaande zweeg;
De Toekomst nog, van aarde en hemelkring,
En 't mooglijk, van het worden, zwanger ging.
Als 't Godlijk woord het onbegrijplijk diep
Van 't licht ontbond en 't kind ter wareld riep,
Toen ruischte 't. Vuur, en lucht, en waterval,
Bestormden u met onbekend geschal,
En vormden zich in rusteloos geluid
Met levend vee uit zee en aardstofkluit,
En galmden weêr van holle rots en kolk:
En 't nimmer stil maar altijd razend volk
Ten heerscher van dit wareldrond gesteld,
Vervulde bosch en vlakte, berg en veld,
En rukte steeds in nieuwe stammen voort.
Zie daar uw Rijk voor de eeuwigheid gestoord
Met woest gewoel en redentwist en zang,
Vereenigd tot uw wissen ondergang.
De Wetenschap verhief heur dondertoon,
En valsche Waan, haar oudste bastaardzoon;
De kansel rees, de danszaal, en 't tooneel;
Het Rechtspleit klonk, en 't bloedig Staatskrakeel;
De Handelbeurs, de schorre krijgstrompet
Die 't stille bloed in kokende onrust zet;
| |
[pagina 178]
| |
En eindlijk wy, wy nutloos Dichterdom,
(Ach waar voor 't minst een deel dier kaste stom!)
't Voert al met u een onverzoenbren krijg,
En niemand hoort naar 't rustbevelend: zwijg!
't Is 't graf-alleen, en dit 's des kranken troost,
Dat met uw rust dees rustloosheid verpoost.
Daar dringt voor 't minst voor 't ingeslapen oor
Geen hamerslag, gezang, of straatkreet door;
En wie ontsliep, dien trilt in hooger sfeer
Het zwakke brein door 't aardsch geraas niet meer.
1826.
|
|