De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 160]
| |
Waarheid.Ga naar voetnoot*De oprechten zien het en zijn verblijd. De Waarheid kan men lang verdonkeren,
Men sluit haar stralen kunstig uit;
Doch raakt zy eenmaal door te flonkeren,
Niets is er dat heur stralen stuit.
Zy straalt en weêrlicht op de muren
Dat uil noch vleêrmuis meer kan duren,
Maar zwijgend wegkruipt in zijn krocht;
Ja, blinden in hun redloos duister
Gevoelen 't stoven van heur luister,
En danken dat zy rijzen mocht.
Maar zelfs, zoo domheid ooit mocht slagen,
Haar uit te muren met geweld;
Wat nood! daar naken andre dagen,
Die donkre toren wordt geveld.
Laat ze in die vensterlooze holen
Met lampjens in de handen dolen,
En breken hals of been naar wil.
Één donderslag zal al die braven
In 't op hen stortend puin begraven,
En uit is 't met dien modegril.
Doch gy die blinden kunt verlichten,
En trotsche zienden ziende blindt!
Verstrooi en smoor die valsche lichten
Door d' adem van Uw morgenwind!
Ach toon hun, hoe zy kruipend sloven
| |
[pagina 161]
| |
Terwijl ze Uw schijnsel meer verdoven,
En roep hen weder tot den dag!
Ja, doe Uw zon voor ieder rijzen,
Dat elk zijn dank U moog bewijzen
Met blij en kinderlijk ontzag!
1826.
|
|