De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 137]
| |
God.
| |
[pagina 138]
| |
Ons deel is, U te aanbidden en te zwijgen.
ô Voed ons steeds in die afhanklijkheid,
Die op het uur van Uwe roeping beidt,
Dat Ge uit dees romp waarin wy 't lichaam sleuren
Ons wieken schept om t' Uwaart op te beuren,
En in den gloed van Uw genâ gestoofd
Eens juichend zien wat hier ons hart gelooft.
Schenk, schenk ons thands, dat we elke gift waardeeren,
In elk genot U kennen en vereeren,
In elke vlaag van wederspoed gedwee,
U dankbaar zijn al doet zy 't harte wee.
Ach geen van ons ontslipt Uwe alziende oogen,
Geen onzer lijdt, dan door Uw mededogen.
Uw hand drupt steeds van balsem waar zy wondt;
Well' dank alleen, geen klacht ons uit den mond!
Één wenk van U, één aanblik schenkt het leven;
Één wenk van U! en wat zou 't hart doen beven!
Gy hebt ons lot geregeld: in Uw hand
Is 't veilig; ja, ik doe geen tegenstand.
Gy straft, - beproeft, - en dierbaar zijn Uw slagen,
Gelukkig zy, die ze ook blijmoedig dragen!
ô Schenk ons dit; en alle leed verdwijnt,
Waar slechts een straal van uwe volheid schijnt
1826.
|
|