De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 134]
| |
Godsdienstleer dezes tijds.Ga naar voetnoot*O voi ch' avete gl' intelletti sani,
Mirate la dottrina.
Dante.
Zeker, zoo gy zeedlijk leeft,
En den God erkent en huldigt
Die u 't licht geschonken heeft,
Is Hy dank aan u verschuldigd.
Dank, ja eeuwig eindloos loon,
Vordert zulk een dienstbetoon.
Foei! wat dwinglandy waar dat,
Zulk eene ongehouden goedheid,
Dat men Hem een poos aanbad,
Niet te erkennen met die zoetheid,
Even of Hy 't vordren mocht
Dat men Zijn behagen zocht!
Immers, menschen, mogen wy
Zelf onze eigen wetten smeden,
Denken, willen, handlen vrij,
Meester van onze eigen reden.
Dit is 't onvervreemdbaar recht,
Aan ons wezen vastgehecht.
Gods voorzienigheid regeer',
't Zij zoo, boven lucht en wolken,
Maar op aarde zijn wy Heer,
Vrije menschen, vrije volken,
En beschikken van ons lot,
Ieder als zijn eigen God.
| |
[pagina 135]
| |
Wy, wy maken ons geluk,
Wy ontwerpen, wy beramen,
Brengen de Almacht onder 't juk,
En Zy zegt zoetzappig Amen.
Zy moet volgen. Waarom niet?
Ons behoort het hoog gebied.
Ja, zoo denkt, zoo draaft gy door
In dees glorie aller eeuwen,
Op het echte redenspoor,
Onder 't blij viktorieschreeuwen.
Sterfling, ja zoo moet het gaan,
Dat 's de rechte hemelbaan!
Weg dan nu met needrigheid,
Christenliefde, zelfmistrouwen! -
Doorzicht, kennis, en beleid,
Torens in de lucht te bouwen,
Dat is grootheid, dat is roem;
Dat is wat ik wijsheid noem.
Immers weet ons eigen licht,
Door verkregen vatbaarheden,
Regelmaat van deugd en plicht
Uit ons hersenlil te kneden;
Naar geen ouden droomers gril,
Maar, gelijk ons hart ze wil.
Zeker, gaat het wel wat mank,
Eigen hoofd en wil betrachten,
En dan eisch te doen op dank,
En vergeldingen te wachten;
Maar - wy hebben 't zoo bestemd;
En dit andwoord sluit en klemt.
| |
[pagina 136]
| |
Ook, wat zot daartegen druisch',
Onze deugd is 't loon wel waardig;
Zedig is zy, matig, kuisch,
Recht verdraagzaam en goedaardig,
Want aan niemand draagt zy haat
Dan die 't niet als wy verstaat.
Wat dan wil dat laf gerel!
Geen genade! neen, belonen,
En een domper op de Hel!
Liberalen, vrijheidszonen,
Lachen wy op ons gemak
Met dien kinderbullebak.
1826.
|
|