De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijVolmaking.Ga naar voetnoot*Neen, het is geen eendenkwaken
Van den nieuwen Filozoof;
Al zijn stijve dweepers doof
Voor 't gedurig meer volmaken:
Daar de wijsheid van het kind
't Immers van zijn vaders wint.
Zie maar rond! De kleinste jongen
Scheldt met onbeschaamden bek
Beî zijn ouders uit voor gek,
Als hy, uit zijn school gesprongen,
Hoort, dat geen van beide weet
Hoe des aardrijks vijfde heet.
| |
[pagina 116]
| |
Ja, met twee paar warelddeelen
Hield zich bestevaâr te vreên;
Maar wy kennen er nog één!
Vier of Vijf dat kan wat scheelen!
In proportie van dat land
Zijn wy rijker in verstand.
Bovendien, hy moet het weten,
Als hy schoenen lappen zal:
Want, begeert het ongeval
Dat hy 't ambacht mocht vergeten,
Mooglijk kwam Australia
Hem als balling eens te stâ.
Na dat algemeen verbroederen,
Die gelijkheid van den mensch,
Strekt zich zeker ieders wensch
Naar gemeenschap aller goederen;
Maar het duurt misschien nog lang,
Eer 't volkomen raakt in zwang.
Immers elk heeft spijs van nooden;
En zoo 't ambacht hem ontschiet,
Is het juist zoo'n wonder niet,
(Waarom wordt dat zoo verboden?)
Dat aan vingers, krom verstijft,
Nu of dan iets hangen blijft.
Ondertusschen zijn er wetten,
(Ja van d'ouden dommen tijd,
Maar hoe raken wy ze kwijt?)
Die daar zware straf op zetten:
En dan hangt het aan 't geval
Hoe men 't stuk begrijpen zal.
| |
[pagina 117]
| |
Maar, 'k heb mis. By 't recht veroordeeld,
Wordt men immers braaf gemaakt,
Als men slechts in 't spinhuis raakt,
En voor 't eerlijkst mensch bevoordeeld.
Ja, hy heeft het Land verplicht,
Die een boevenstuk verricht.
Nu, men mag dan al die benden
Van dat ouderwetsch geslacht,
Dat men om zijn welvaart bracht,
Naar die verre wareld zenden;
En te weten waar zy ligt,
Blijft ons altijd van gewicht.
Als 't geslacht van schoorsteenvegers,
En geheel die eedle hoop,
Ketellappers, mandtjens-koop,
Modderscheppers, drekkuillegers,
't Lieve vaderland regeert,
Is men nimmer te geleerd.
1825.
|
|