De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Licht.Ga naar voetnoot*Ἀπαγγἐλλομεν ὑμῖν ὅτι ὁ Θεὸς φῶς ἐστί. ϰαὶ σϰοτἰα ἐν ἀὐτῷ οὐϰ ἔστιν οὐδεμία. Het huis der menschheid is voor 't zonlicht toegesloten
Dat van Gods hemel straalt. 't Is duister in de kluis.
Wat nu? ge ontsteekt een lamp ten dienst der huisgenooten,
Die flikkervonkt en walmt door 't eng en dompig huis.
Ach! slimmer zulk gedamp dan 't eerst onschaadlijk donker.
't Vergiftigt brein en bloed, men zuizelt, stoot zich 't hoofd,
En, dringt een straal daardoor van 't minste zongeflonker,
Die wordt dan door een wolk van eigenroem verdoofd.
Ontzinden! bluscht uw lamp, en ziet Gods heilzon dagen;
Wat stikt en smoort ge u 't harte uit vloekbren wrevelzin?
Ontsluit uw vensters slechts en leert het licht verdragen:
't Omschijnt uw hut, wordt wijs, en laat het willig in!
1825.
|
|