De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 396]
| |
Vrijheidschreeuw.Ga naar voetnoot*Cum enim inexplebiles populi fauces exaruerunt libertatis siti, non modice temperatam, sed nimis meracam libertatem sitiens hauserit, tum magistratus et principes insequitur, insimulat, arguit, tyrannos vocat, etc. Is eens de kee des volks van vrijheidskreet ontstoken,
Dan zwelgt het aan 't vergif zich dronken in zijn dorst;
Dan moet het Staatsgareel met orde en rang verbroken,
En Dwingland wordt de naam van d' allerbraafsten Vorst.
De schaamtloosheid neemt toe, scheurt alle band in stukken;
De vader moet den smaad verkroppen van zijn zoon;
De knaap verdringt den grijze, en 't vrij zijn wordt verdrukken,
En Wijsheid kikt niet meer waar Dwaasheid zit ten throon.
Den honden is 't vergund, hun meester aan te blaffen,
En paard en ezel-zelf schudt zadel af en toom;
De moedwil en 't geweld vreest wetten meer noch straffen,
En welvaart, vrede, en rust, verdwijnen als een droom.
Doch wat is 't dat weldra die Vrijheid moet volenden?
De onlijdelijke dwang en laagste slaverny,
Wanneer een echt Tyran hun hals vertrapt en lenden,
En 't jammrend kroost verzucht in vreemde heerschappy.
Dit, Volken, is uw lot. Gy wilt het dus, Ontzinden.
Wel aan, schiet vleuglen aan en vliegt het in 't gemoet!
De Waarheid moet gekocht door 't pijnlijk ondervinden;
Maar ik wil schuldloos zijn aan 't haast vergoten bloed!
1823.
|
|