De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13

verantwoording

gebruikt exemplaar

eigen exemplaar dbnl

 

algemene opmerkingen

Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel XIII van Willem Bilderdijk uit 1859. Het gehele werk bevat zestien delen.

 

redactionele ingrepen

p. 457-468: de eindnoten tussen de ‘aantekeningen’ op deze pagina's zijn in de lopende tekst geplaatst. De pagina's 460-463, 467 en 468 zijn daardoor komen te vervallen.

p. 178: noot ‘3’ heeft in de lopende tekst geen nootverwijzingsnummer. In deze digitale editie is de noot onderaan de pagina geplaatst.

 

Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. π2, 2, 453-456 en 458) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.

 

[pagina ongenummerd (p. π1)]

DE DICHTWERKEN

 

VAN

 

BILDERDIJK.

 

XIII.

 

[pagina ongenummerd (p. π3)]

DE DICHTWERKEN

VAN

BILDERDIJK.

DERTIENDE DEEL.

HAARLEM,

A.C. KRUSEMAN.

1859.

 

[pagina ongenummerd (p. π4)]

Gedrukt bij A.C. Kruseman.

 

[pagina I]

INHOUD.

 

MENGELINGEN.

(vervolg.)

Aan het hoofd van mijnen Tyrtéus	Blz. 3.
Verdienste van een' vriend	Blz. 4.
Onze droefheid by 't vriendengraf	Blz. 5.
De wenschen	Blz. 7.
Leven	Blz. 8.
Vroeg en laat	Blz. 9.
Piet Hein	Blz. 10.
Hooft en Vondel	Blz. 10.
's Levens doel	Blz. 11.
Groot	Blz. 11.
Op den beroemden Timantes	Blz. 12.
Aan een vijfjarig kind	Blz. 12.
's Minnewichts blindheid	Blz. 13.
Op Glycias	Blz. 13.
Naar Boëtius	Blz. 14.
Wagenaar	Blz. 16.
Hero en Leander	Blz. 17.
Op het afbeeldsel van de jonge Elize	Blz. 18.
Andwoord en tegenandwoord	Blz. 18.
Op de gezochte welsprekendheid der Predikanten	Blz. 19.
's Heilands eerste wonderwerk	Blz. 20.
Op eens Duitschers Muzich machen	Blz. 20.
Hooft	Blz. 21.
Aan Albeschik, ter maaltijd verschijnende	Blz. 22.

 

 

[pagina II]

Aan een verouderend meisjen	Blz. 23.
Tegenspoed	Blz. 23.
Winter	Blz. 24.
De Romance	Blz. 25.
De aalmoessen	Blz. 26.
Nasser en Mostazem	Blz. 28.
Uit een Persisch dichter	Blz. 28.
Bid, maar verhef u niet	Blz. 29.
Algemeen grafschrift	Blz. 30.
Op de Barmeciden	Blz. 30.
De wareld	Blz. 31.
Gebed van een Oosterling	Blz. 31.
De Oostersche dichter Hallage	Blz. 32.
Gods voorbestemming	Blz. 32.
De spreuk van Abou Kethir	Blz. 33.
Thrasybulus	Blz. 33.
Op eene Niobé van marmer	Blz. 34.
Op 't huwelijk van Petrus.... en Celia	Blz. 34.
Lief	Blz. 35.
Sultan Thogrul Ben-Arslan	Blz. 36.
Aan een' groven Blondijn	Blz. 36.
De Oostersche Wetgeleerde	Blz. 37.
Plicht	Blz. 38.
Dienst	Blz. 38.
De Hoogleeraar	Blz. 39.
Vondel	Blz. 40.
Poot	Blz. 40.
Aan Wichilde	Blz. 41.
Jozef aan Potifars gemalin	Blz. 42.
Aan Furius	Blz. 42.
't Gebed van Kleanthes	Blz. 43.
Met de teekeningen van 't beengestel van 't menschlijk hoofd	Blz. 45.
Hovaardy	Blz. 46.
Op het paarddrillen van Jonkvrouw Sibilla van Jongstal	Blz. 47.

 

 

[pagina III]

Uitlegging der Tytelplaat, van de ‘Redevoering over de voortreffelijkheid der Schilderkunst.’	Blz. 49.
Op den Eerpenuing van het Genootschap ‘Pictura.’	Blz. 49.
Uit het Latijnsche Nox erat, etc	Blz. 50.
De Dood	Blz. 50.
Uit Pope's ‘Essay on Man,’ Ep. 4	Blz. 51.
't Leven	Blz. 51.
't Leven	Blz. 54.
Verwachting	Blz. 54.
De Vrouw	Blz. 56.
't Geluk	Blz. 57.
Op een blindgeboren maar uitstekend schoon kind	Blz. 58.
Koning Karel de Eerste van Grootbrittannie, in zijne gevangenis, op Carisbrookcastle	Blz. 59.
Grafschrift	Blz. 62.
Op eene sluimerende Nimf in een grot aan een waterval geschilderd	Blz. 63.
Aan Adriana Elizabeth Schweickhardt, tot dankzegging voor het geschenk van een door haar gewerkte goudbeurs	Blz. 63.
Op het overlijden van Dr. Frans Atterbury	Blz. 65.
Op het huwlijksbed van een Bruid en Bruidegom	Blz. 66.
Op mijn afbeeldsel, door Schweickhardt geschilderd	Blz. 67.
Elianes jaarfeest	Blz. 67.
Op een paling	Blz. 70.
Eens palings klacht	Blz. 71.
Raadsel	Blz. 73.
‘Un Philosophe est ferme.’	Blz. 73.
Aan een kind; met een mandtjen kersen	Blz. 74.
Aan mijne vrienden	Blz. 74.
Opschrift van eene Oostersche Karavanzerai	Blz. 76.
Aan een beekjen	Blz. 76.
De Roem	Blz. 78.
De Glorie	Blz. 79.
Op eenen voortreflijk schoonen jongeling	Blz. 82.

 

 

[pagina IV]

Hoop	Blz. 83.
De Dood	Blz. 86.
Zachtmoedigheid	Blz. 89.
Het tooneelstuk van het menschlijk leven	Blz. 91.
Judas Iscarioth	Blz. 94.
Noachs Ark	Blz. 94.
Aan Lycofron	Blz. 95.
Orfeus	Blz. 95.
Aan Liceet	Blz. 96.
Raad van een Hollander aan Engeland	Blz. 97.
Tranen	Blz. 98.
Lierzang	Blz. 98.
Op eens kindtjens afsterven	Blz. 101.
[Lierzang]	Blz. 102.
Aan zekeren Dichter onzes tijds	Blz. 105.
Les	Blz. 106.
Weldoen	Blz. 106.
Echte Liefde	Blz. 107.
Het roosjen	Blz. 108.
De wijnstok	Blz. 108.
Dichter Fop	Blz. 109.
Rijkdom	Blz. 109.
De ondervinding der dwazen	Blz. 110.
Justus woordgever	Blz. 110.
De Filozofen	Blz. 111.
Vorstenles. Uit het Engelsch van Koning Jacobus den Eerste van Grootbrittanje	Blz. 112.
Onbekommerdheid	Blz. 113.
De kerker	Blz. 114.
Waarheid en schijn	Blz. 115.
't Geluk op aard	Blz. 116.
Juliaan	Blz. 117.
Plicht	Blz. 120.
Morgen	Blz. 121.

 

 

[pagina V]

Christendom	Blz. 124.
Ouderdom	Blz. 127.
Hamlets Scriblerus	Blz. 130.
De nachtmeer en de dekbedden	Blz. 132.
De Duitsche kachels	Blz. 135.
Beginsels	Blz. 141.
Laster	Blz. 142.
Wel varen en welvaart	Blz. 143.
Braafheid	Blz. 144.
Verbeteringen	Blz. 145.
Aan een vriend, op zijn nieuwgekocht buitengoed	Blz. 146.
[Vertalen]	Blz. 148.
Eigen goed	Blz. 149.
[Engelsche eindrijmklanken]	Blz. 155.
Hoopschreeuwers	Blz. 157.
Zelfmoord	Blz. 158.
Neanthus	Blz. 158.
De Babelsche torenbouw	Blz. 160.
Grootmoeders klacht	Blz. 161.
De smaad der huichelary	Blz. 167.
Afscheid uit 's levens gastmaal	Blz. 169.
Jacht	Blz. 171.
Op een' bekenden Jakobijn in Duitschland	Blz. 171.
Geestbedaardheid	Blz. 172.
Toezicht op God	Blz. 172.
Nietigheid	Blz. 173.
Boëtius	Blz. 176.
Rouwbeklag	Blz. 177.
Kindschheid	Blz. 180.
De paarlende daauwdrop	Blz. 182.
Aan een meisjen in den nienwsten smaak gekleed	Blz. 183.
Op een' adelbrief	Blz. 183.
Aan een' Dichter	Blz. 184.
't Menschelijk verstand	Blz. 185.

 

 

[pagina VI]

Op Maltha	Blz. 186.
Grafschrift op twee Gelieven	Blz. 186.
Grafschrift voor de zelfde Gelieven	Blz. 187.
't Landgeluk	Blz. 188.
Op het afbeeldsel eener schoone	Blz. 190.
Driftigheid	Blz. 191.
De Poëet	Blz. 192.
Cezar en Pompejus	Blz. 193.
't Grafschrift van Sardanapalus	Blz. 193.
Vittery	Blz. 194.
's Levens eerste lust	Blz. 195.
Fyllis schutgeweer	Blz. 195.
Maagschap	Blz. 196.
Aan een geleerd berisper van een slecht Dichtstuk	Blz. 197.
De drie lessen of voorschriften van het recht	Blz. 197.
Het huwelijk	Blz. 200.
De rozen	Blz. 201.
Kunst- en Letterroem	Blz. 202.
Op het bombardeeren van Genua	Blz. 203.
165 Gezang: op den Herfst	Blz. 204.
By eene afbeelding van 's Heilands krebbe	Blz. 205.
De slaap	Blz. 206.
De glorie van Oranje	Blz. 209.
Het Vaderland en Oranje	Blz. 209.
De schilderkunst	Blz. 210.
Op de verzameling der werktuigen van akkerbouw	Blz. 210.
De vrijgeest op het sterfbed	Blz. 211.
De Pelgrim	Blz. 212.
Schoonheid, Rijkdom, Wijsheid	Blz. 214.
De herinnering des leeds	Blz. 215.
Aan de bloem	Blz. 215.
Op een tooneelgordijn	Blz. 216.
Aan de maan	Blz. 217.
Vreugde	Blz. 223.

 

 

[pagina VII]

Genot	Blz. 224.
Wel leven	Blz. 225.
Des levens lust	Blz. 225.
Menander	Blz. 227.
Te vroeg en te laat	Blz. 228.
Op een naamlooze graftombe	Blz. 228.
De rozen	Blz. 229.
Gaspara Stampa aan Collaltino	Blz. 231.
De volksstem	Blz. 232.
Niobe	Blz. 234.
Admetus by Euripides	Blz. 235.
Op Myrons koperen koe	Blz. 236.
Op de zelfde	Blz. 236.
Op Myrons koperen koe	Blz. 237.
Op de zelfde	Blz. 237.
Geval en verstand	Blz. 238.
Aan de lettervlijtige jonglingschap	Blz. 238.
Natuur en leer	Blz. 239.
Eens konings klacht	Blz. 239.
Eierkoken	Blz. 241.
Dichterroem	Blz. 241.
Rust	Blz. 243.
Navolgers	Blz. 243.
Aan een yvooren kam	Blz. 245.
Dichtren lot	Blz. 246.
Een zoogenaamd poëet	Blz. 248.
Op zekeren Dichtbondel	Blz. 249.
Tyrtéus aan de Spartanen	Blz. 249.
De Moeder	Blz. 250.
Het letterschrift	Blz. 251.
Waarheid	Blz. 252.
Aan Herakliet en Demokriet	Blz. 252.
Simsons leeuw	Blz. 253.
Grafschrift	Blz. 253.

 

 

[pagina VIII]

Grijsheid	Blz. 254.
De ondeugd	Blz. 254.
Op Fyllis	Blz. 255.
Wellust	Blz. 256.
Liefde	Blz. 258.
Glorie	Blz. 259.
Progne en Filomele	Blz. 259.
Op 't afbeeldsel van een kind	Blz. 260.
Priamus lijkstede	Blz. 261.
Op een prent, vertoonende Liefde, door Dwaasheid geleid.	Blz. 261.
Medea	Blz. 262.
Agathokles	Blz. 263.
Aan iemand, niet te noemen	Blz. 264.
De scheidsman	Blz. 265.
De onnoozele boer	Blz. 266.
Kerktomben	Blz. 267.
Ruimte en tijd	Blz. 268.
Vlijt	Blz. 271.
Letterklubs onzes tijds	Blz. 273.
Prijsbehaling	Blz. 274.
Op 't graf van een gelukkige	Blz. 274.
Aan 't papier	Blz. 275.
Op een arts	Blz. 276.
Op de Andwerpsche dichtrenlijst	Blz. 276.
Feestzang der vrijheid en verdraagzaamheid	Blz. 277.
Lof	Blz. 279.
De echo	Blz. 281.
IJdelheid der veinzerij	Blz. 281.
Orfeus	Blz. 282.
De schim van Scaliger	Blz. 283.
Woorden	Blz. 284.
Voorbeschikking	Blz. 285.
Voorzienigheid	Blz. 285.
Het Ik	Blz. 286.

 

 

[pagina IX]

Vrouwendeugd	Blz. 286.
Eens gestorvenen vrijspraak	Blz. 287.
Op een party huilende lijkzangers onzes tijds	Blz. 288.
Logica	Blz. 290.
Eigenliefde	Blz. 291.
Onmacht der grijsheid	Blz. 292.
Geleerdheid	Blz. 293.
Rechtmatige vloek	Blz. 293.
Aan sommige puntdichters	Blz. 294.
Aan Klorinde	Blz. 294.
Noodzakelijkheid	Blz. 295.
Dichteren waarschouwing	Blz. 295.
Op twee eenoogige kinderen	Blz. 296.
't Beklag van Motanabbi	Blz. 296.
Beroepen	Blz. 297.
Op den dood der schandelijke Koningin van Groot-Brittanie	Blz. 297.
Het vrijheidsspook dezes tijds	Blz. 298.
Afhanklijkheid	Blz. 301.
Kloekaart	Blz. 302.
Adel	Blz. 308.
De taal	Blz. 309.
Het Italiaansch	Blz. 310.
Het Spaansch en 't Fransch	Blz. 311.
De Noordsche taal	Blz. 312.
Het Slavoonsch	Blz. 313.
De Oostersche grondtaal	Blz. 313.
Hedendaagsche talen	Blz. 315.
Geleerdheidsziekte	Blz. 315.
Landheil	Blz. 316.
Kunstrechterschap	Blz. 320.
Gelukkige	Blz. 321.
Pallas, de vrijgemaakte	Blz. 322.
Waarschouwing	Blz. 323.

 

 

[pagina X]

Op een zeer schrale vrouw	Blz. 326.
Geleerdheidskraam	Blz. 327.
Negerinnenzang in Afrika	Blz. 328.
Genoeg	Blz. 329.
De hand des ouderdoms	Blz. 331.
De jeugd	Blz. 333.
Genoeglijke ouderdom	Blz. 334.
De wijsgeerigheid dezer eeuw	Blz. 335.
De Anachoreet	Blz. 339.
Vraag	Blz. 340.
Roem	Blz. 342.
Zelfbedrog	Blz. 343.
Aan de Filozofen onzes tijds	Blz. 344.
Zintuig en verstand	Blz. 345.
Kennis	Blz. 346.
De Duivel en zijn vrienden	Blz. 347.
Morgenstond	Blz. 348.
Afgetrokkenheid	Blz. 349.
Peper en zout	Blz. 351.
Onnoozele vrouw	Blz. 353.
Lief meisjen	Blz. 354.
De Fransche geest	Blz. 355.
Licht en vrije tong	Blz. 356.
Suzanna	Blz. 357.
Het Kerkverloop	Blz. 358.
Voltaire	Blz. 359.
Rousseau	Blz. 360.
Cour d' Amour	Blz. 361.
Voor dezen en nu	Blz. 362.
Konstitutien	Blz. 363.
Ministers	Blz. 363.
Tyranny	Blz. 364.
Veelhoofdige regeering	Blz. 365.
Sofist en Filozoof	Blz. 366.

 

 

[pagina XI]

Verworpen christendom	Blz. 366.
Kundigheid	Blz. 367.
De geroofde hairlok	Blz. 368.
Minneklacht	Blz. 369.
Aan de zendelingen	Blz. 370.
Zielvergif	Blz. 371.
Eigen	Blz. 372.
De wolf in kwaad gerucht	Blz. 373.
Drinkpartyen	Blz. 374.
Oude vrijsters	Blz. 375.
Kleinigheden	Blz. 376.
Eens vaders les	Blz. 376.
De wijsheidzoeker	Blz. 377.
Desengaño	Blz. 380.
Op de herbloeiende beoefening der Oostersche talen	Blz. 383.
Verholenheid	Blz. 385.
[De taal]	Blz. 385.
Despine aan Richardet	Blz. 386.
Kennis	Blz. 386.
Verdraagzaamheid	Blz. 388.
Aan J.J. Rousseau	Blz. 389.
Aanmaning	Blz. 392.
Vrijheidschreeuw	Blz. 396.
Op eens windbrekers geraaskal	Blz. 397.
Overdenking	Blz. 398.
Vrije klacht	Blz. 400.
De Duivel	Blz. 402.
Echtverjaargroet	Blz. 402.
Aan de onchristenen dezes tijds	Blz. 403.
Vrijheid	Blz. 406.
Leven	Blz. 407.
De Nemesis	Blz. 409.
Misbruik	Blz. 411.
De negentiende eeuw	Blz. 412.

 

 

[pagina XII]

Andwoord	Blz. 413.
In een kerk	Blz. 414.
Ouden mans klacht	Blz. 415.
Grafschrift eens krijgsmans	Blz. 417.
Parodie	Blz. 418.
Mr. J. Kinker aan Paulus van Hemert	Blz. 420.
Verjaring	Blz. 421.
Zinstaal	Blz. 423.
Sterven	Blz. 424.
De razende dwingzucht	Blz. 425.
Op een grafteeken voor eene ongelukkige	Blz. 428.
Noodhulp	Blz. 429.
Uitvinding van 't letterschrift	Blz. 429.
Akten	Blz. 431.
Lofprijs	Blz. 432.
[De dichter Jan Vos]	Blz. 432.
Aan een zoogenaamden Satyrist	Blz. 434.
Naamverandering	Blz. 434.
Pindus-tocht	Blz. 435.
Saffo	Blz. 438.
Antonides	Blz. 439.
Storm	Blz. 439.
Te rug keer	Blz. 441.
De schoonste lusthof	Blz. 442.
Moed	Blz. 445.
Winter	Blz. 446.
Lentebede	Blz. 448.
Zucht	Blz. 449.
Clotilde aan haar zuigeling	Blz. 449.
aanteekeningen	Blz. 453.