De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 380]
| |
Desengao.
| |
[pagina 381]
| |
't Engelsch ei der Ongodisten
Die aan God Zijn throon betwisten,
Aan de Seine rijpgebroeid,
Vult Europa met zijne adderen
Die wat heilig is bezwadderen,
Wien de Hel uit de oogen gloeit.
ô Onttoover gy de zinnen!
Leer gy wie hun volk beminnen
Muiters knellen in den band,
En den staf, van God geschonken,
(Niet om ledig meê te pronken,)
Vast beklemmen in de hand.
Leer hen, Vaderlijk bestieren;
Geen geboeft' den teugel vieren
Dat zich indringt op hun throon!
Met der Volken heil beladen,
Zijn ze aanspraaklijk voor hun daden;
Voor 't geheiligd recht der Kroon.
Wee die 't roekloos overgaven!
Op den stoel gebonden slaven,
Uitgeschud van hart en moed!
Laat ze hem wiens beeld zy dragen,
Geen gespuis, de wetten vragen,
Dat in 't blinde grijpt en woedt.
Geen verachte schijnvertooning;
Vader, Vader zij een Koning,
En met Vadermacht omgord!
Wy, betoonen we ons zijn telgen
Die zich zijns niet wreevlig belgen,
Zoo zijn doel verijdeld wordt!
| |
[pagina 382]
| |
Vader, zal hy ieder hooren,
En des huurlings list verstooren
Die zich vet mest met ons zweet.
Maar den huurling 't recht te geven
Om den Vader te weêrstreven,
Delft een poel van 't gruwzaamst leed.
Schapen, laat uw Herder weiden!
Zoo ge u-zelven wilt geleiden
Of den loonknecht overgeeft,
Wolven in den muil te loopen,
Anders staat u niets te hopen!
Arme schapen, hoort, en beeft!
Hy, hy zal voor u zijn leven,
Hy zijn rust, ten beste geven;
Liefde geeft zijn poging klem.
Hy is Vader en erbarmer,
En de machtige Albeschermer,
Heer der Heeren, heerscht door Hem.
1822.
|
|