De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 334]
| |
Genoeglijke ouderdom.Ga naar voetnoot*Oud zijt gy, Paai Witbol, sprak laatstmaal een Knaap,
Grijs zijt gy, en kaal op de pan.
Nog zijt gy gezond en nog rustig ter been;
Ai, zeg my de reden daar van.
Toen 'k jong was, sprak Witbol, en moedig en frisch,
Begreep ik, de jeugd is als gras;
En 'k heb mijn gezondheid en kracht niet misbruikt,
En dit komt my oud nog te pas.
Oud zijt gy, Paai Witbol, hervatte de Knaap,
En toch nog het leven niet moê;
Maar echter betreurt gy 't verlorene niet.
Ai, zeg my, waar komt dat by toe?
Toen 'k jong was, sprak Witbol, en moedig, en frisch,
Begreep ik, de Jonkheid veroudt.
Ik dacht op de toekomst in wat ik bestond,
En schuwde wat eenmaal berouwt.
Oud zijt gy, Paai Witbol, hervatte de Knaap,
En 't eind van uw leven spoedt aan;
Toch zijt gy nog vrolijk en spreekt graâg van 't graf,
Ai, zeg my, waar komt dat van daan?
| |
[pagina 335]
| |
'k Ben vrolijk, en peins graâg en spreek van het graf,
Sprak Witbol, gedenk er my by!
In 't bloeien mijns levens dacht ik aan mijn God,
En God, in mijn grijsheid, aan my.
Na Southey.
1822.
|
|