De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13

[p. 333]

De jeugd.
(Uit het Perzisch).^*

Een rozengaard van Schiras is de Jeugd,

Een rozengaard, met heldre bron dooraderd;

Een orgelkeel die bosch en dal verheugt;

Een wierookwolk uit specerygebladert'

Die op den aâm der Westewinden zweeft,

En 't kalm genot der zielsrust in zich heeft.

* * *

Doch als 't gebruisch der woeste Najaarsvlagen

De rozen knakt op de ijlgedorde hagen,

Met vuile mist de heldre lucht bedompt,

En 't vooglenlied op d' olmentak verstomt;

Wat blijft er, dan een treuringvol herdenken,

En diepe les voor 't omgekeerd gemoed,

Van nooit het hart aan aardsche lust te schenken,

Maar op te zien naar 't onverderflijk goed!

1822.

* Krekelzangen II, 45.