De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijAdel.Ga naar voetnoot*Nascimur, et pariter quâ simus origine nat
Prodimus. -
Wallius.
Geboren, toonen wy uit wie wy zijn gesproten,
En de Ouderlijke stam is kenbaar aan de loten!
Zoo brandt in 't brieschend ros, dat eens in 't oorlogsveld
De kniën voelen zal van d' opgezeten Held,
De moed van 't edel ras door oog en borst en spieren.
Geen aart van d' echten tuk verzaakt zich in de dieren!
En, wien 't aâloude bloed door hart en aadren zweeft,
| |
[pagina 309]
| |
Gy, Mensch, verloochent gy wier adem in u leeft?
Verfoeisels van deze aard, aan 't zelfgevoel ontzonken,
Gaat, wordt tot slaaf van 't geld, of gaat met tytels pronken!
Wie ware grootheid aâmt en echten heldenmoed,
Diens tytel is zijn naam, diens rijkdom is zijn bloed.
1822.
|
|