De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijDes levens lust.Ga naar voetnoot*Strooi' de dartelende Jeugd
Rozen op haar paden!
Laat de volle schaal der vreugd
't Schuldloos hart verzaden!
Laat zy, om haar lot verheugd,
In genoegen baden!
Als de stramme grijsheid komt,
Zijn gejuich en zang verstomd;
Daar het gure najaar gromt,
Vallen bloem en bladen.
| |
[pagina 226]
| |
Lieve, dierbre, jonge tijd,
't Wiegjen pas ontwassen,
Als het hart zich niets verwijt,
Schrapen kent noch tassen;
Schootvrij voor den valen Nijd;
Doof voor 't ravenkrassen!
Smaak de zoetheid van uw lot;
Vier die zuivre weelde bot;
Grijsheid zal u in 't genot
Nog te vroeg verrassen.
Kinders, ach! de tijd gaat om!
Sluipende en verstolen
Naakt de bevende Ouderdom
Op katoenen zolen,
't Hoofd gebukt, de lenden krom,
In zijn pels verscholen.
Lacht niet met zijn tragen tred!
Waar hy eens zijn stap naar zet,
Ach, dien heeft hy ras in 't net;
Nooit zal hy verdolen.
Met hem komen zorg en smart,
Onrust en verdrieten,
In het argloos open hart
Tuimlend binnen schieten;
Alles wordt voor de oogen zwart;
Uit is 't met genieten!
Maakt gy 't leven u ten nutt'?
Eer die grijns de vreugde schut:
In den eens verdroogden put
Baat geen watergieten.
Maar bedenk het, lieve Jeugd,
In den bloei der dagen,
Wie u van 't genot dier vreugd
Rekenschap zal vragen.
ô Geniet, in God verheugd!
| |
[pagina 227]
| |
't Is Zijn welbehagen.
Maar verkleef den boezem niet
Aan het geen de lust u biedt,
Die een eindeloos verdriet
Eeuwig doet beklagen.
1817.
|
|