De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 176]
| |
Boëtius.Ga naar voetnoot*Als Rome, in glans verflaauwd, met halfontbonden kroon,
Nog wetten gaf aan de Aard, schoon wagglende op haar throon,
Was de elpenbeenen staf, waar koningen voor bogen,
Aan deze hand betrouwd, met 's Keizers Staatsvermogen.
Onsterfelijke roem dier wareldheerscherin; -
Uw Eeuw en Volk te groot; - door deugd en waarheidmin,
Door zuiverheid van ziel, door geest en hart, verengeld; -
Met Romes letterloof, met Griekens epp' omstrengeld; -
Verspreidde uw helder brein een ongelijkbre glans,
Die als een morgenstar nog aflicht van haar trans,
Terwijl ge in 't schoon verband de onzichtbre wareldtoomen
Als vastknelde in de vuist. Het Gothsche zwaard pleng' stroomen
Van bloed, de vrijheid sterv'; gy van uw' staat ontbloot,
Ruilt, balling, 't eergestoelt' roemruchtig voor de dood.
Wat nam u 't woest geweld? Het licht verganklijk leven.
Wat bleef u? De eer uws naams, de roem der laatste Neven.
Het vorstlijk eeregraf van OttoGa naar eind1 dekke uw stof!
Het Hoofd der ChristenkerkGa naar eind2 vereer' zich in uw lof!
Wy, in verlichter tijd, wy smelten in uw tonen,
En offren op uw graf vernieuwde lauwerkronen.
Zie neêr, ô zaalge schim! Een ziel die u bemint,
Verheft zich tot u. Zeg, zeg Jezus: ‘'t is mijn vrind’!
1808.
|