De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 130]
| |
Hamlet Scriblerus.
| |
[pagina 131]
| |
Wie anders, die zoo dol zijn' kostbren TIJDGa naar eind1 verzat,
Die 't Manuscript waardeert, of 't misdruk was, by 't blad?
De ERRATA van een' Zetters knecht?Ga naar eind4
Die, mooglijk omgekocht van die onze eer benijden,
Ons onzin zeggen doet al meent men 't nog zoo recht?
Wie droeg de SMART DER MIN voor lieve troetelvruchten,Ga naar eind5
Die 't onverstandig graauwGa naar eind7 niet acht,
Of telt by de Almanakkenkluchten?
Wie wou van ongeduld en soms van honger zuchten,
Terwijl men op het geld des Boekverkoopers wacht?Ga naar eind8
Wie zou de vitterijen dulden
Van Lezers, met ons werk maar zelden half voldaan;
Indien men eeten en zich hoeden kon voor schulden,
Met pen en inkt te laten staan?
Wie zou, by rijm, by maat, tooneel- en andre wetten,
Zijn schouders zetten onder 'T PAK,
Daar zoo veel halzen van verpletten;
Indien er niet iets ACHTER stak? -
Och! buiten 't krieuwlig vingrenjeuken,
En 't groot beweegrad van de keuken,
Zoo is er nog een ding dat ons de vrijheid rooft,
Het voorhoofd zet in maagre kreuken,
En, hoe men 't neemt of niet, ons altijd maalt door 't hoofd:
Die vraag: Wat zal men van ons zeggen,
Indien we ons stil te slapen leggen,
En 't gruwzaam andwoord: niet met al.
Dat niets, dat aaklig niets, niet zonder schrik te noemen,
Dat LAND van enklen nacht! die gruwbre muizenval!
Wie durft zich tot dien poel van eeuwig duister doemen,
Waar nooit een morgen rijzen zal?
Dit drijft ons, alles eer te wagen,
Dan dat de wareld ons vergat:
En onze heldenmoed, om al dat leed te dragen
Is bangheid voor men weet niet wat.
'T GEWETEN doet ons dus als laffe BLOODAARTS vreeze
En plakt ons, voor 'T NATUURLIJK ROOD,
| |
[pagina 132]
| |
De nare bleekheid van de dood
Op 't mager uitgestreken wezen.
Het doet ons in ons-zelv' onze eigen kleenheid lezen,
En schept behoefte in 't hart om toch naar iets te staan;
Ja, kan men anders niet verwerven,
Doet liever uitgelachen sterven
Dan, onbemerkt voorbygegaan.
1805.
|