De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijPlicht.Ga naar voetnoot*Et in exsilium eundum est, et effundendus sanguis, et suscipienda egestas, et ipsa tua innocentia saepe maculanda indignisque objicienda rumoribus. 't Zegt weinig, goed en bloed en leven
Ten offer aan den plicht te geven;
De ware braafheid eischt nog meer.
Geen smaad, geen schandvlek doe haar beven,
Wanneer die 't weldoen aan moet kleven,
Geen uiterlijk gemis van eer.
De brave vraagt niet, welk vermeten
Een blinde wareld goed moog heeten,
Of wat zy even roekloos doem'.
Hy legt zijn reden aan geen keten.
Die alles veil heeft voor 't Geweten,
Die schat het boven naam en roem.
Ik weet, wat my de God der Goden
Heeft toegelaten of verboden;
Zijn uitspraak is mijn wet alleen.
Mijn ziel verfoeit den leer der snooden,
| |
[pagina 121]
| |
Die wisselt met den wind der Moden,
En 't oordeel aanneemt van 't Gemeen.
Laat andren ruimer, naauwer denken!
De Christen hangt aan niemands wenken,
Maar raadpleegt met zijn vrij gemoed!
En wie een vrijheid tracht te krenken,
Die God en 't Euangelie schenken,
Zie toe, waar op hy inbreuk doet.Ga naar eind1
1805.
|