De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 101]
| |
Op eens kindtjens afsterven.Ga naar voetnoot*‘Haalt me een Roosjen, Serafijnen,
Uit de dorre zandwoestijnen
Van het ondermaansche diep!
Midden onder 's Aardrijks doornen,
Bloeien er nog Uitverkoornen,
Die ik voor mijn Hemel schiep.’
De Almacht zweeg: een Engel daalde,
Wien de heerlijkheid omstraalde
Van de Godheid, die dit sprak.
Met de zicht des Doods gewapend,
Vond hy 't lieve Roosjen slapend!
En hy sneed het van den tak.
Waarom valt ge thands aan 't klagen,
Gy, die 't Roosjen hebt gedragen,
Van uw eer beroofde Tronk?
Door den Seraf afgesneden,
En verplant in 't zalig Eden,
Is het nu der Englen pronk.
1800.
|
|