De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 442]
| |
aant.[Fragment eener parodie
| |
[pagina 443]
| |
En ook een jubel in zich sluit,Ga naar eind1
Waarop in alle Tempelkooren,
Als was er een Damphijn geboorenGa naar eind2
Zoo'n schoon te Deum klinken zal,
Als immer in een Fransche wal.
En zal het niemand ooit bespotten;
Wanneer wij aan de Burgerrotten,
Tot voorzorg der gemeene rust,
Beveelen geven naar 't ons lust;
Al lust'te 't ons die twintig maalen
Op éénen dag weer in te haalen,
En ook al waare 't net zo dwaas
Als 't Inquisiêt naar Sinterklaas:
Dewijl wij meester zijn en blijven,
Om ieder wetten voor te schrijven,
Niet naar den zin van 't dom Gemeen,
Maar naar onze eigen grilligheên:
Waar onder dan de Burgerijen
Zig blindlings zullen moeten vlijen,
Gelijk het zulk geschoor betaamt,
Waar van wij Heeren zijn genaamt;
Ook zonder 't minste tegenspreeken,
(Of Adams mocht er zich in steeken)
Naar 't aangenoomen Formulier:
Car tel est notre bonplaisir.
Aldus gedaan in onzen Raade
Op dien vervloekten achtsten Maart:
Een ieder wachtte zich voor schade,
En maak' zig onze gunste waard.
Mits Nyveld, onze Secretaris,
Tot de onderteekening niet klaar is,
Zo onderschrijf ik dit Papier:
Ter mijner kennis,
elzevier.’
1783.
|