aant.Hamlets bekende alleenspraak by Shakespear.
Na de Fransche navolging van Voltaire.Ga naar voetnoot*
Hou stand, verwarde geest, en breek uw' twijfel af;
Volhard, gedwee voor 't lot, dat u verdrukt, te bukken;
Of eindig uw bestaan met al uw ongelukken. -
Wat zal, wat moet ik? - wat weêrhoudt my? - wat 's de dood?
Het eind van alle ramp, mijn toevlucht in dees nood;
Een stille sluimering na lang en angstig zwoegen: -
Men slaapt, en 't denkbeeld sterft van al ons ongenoegen.
Doch, Hemel! zoo misschien een ijslijke uchtendstond
Zich aan de lieflijkheid van deze nacht verbond'!
Men dreigt ons, dat het perk van onze levensdagen
Gevolgd word' door een' sleep van nimmer einbre plagen.
ô Dood, ô Eeuwigheid! noodlottige aakligheên!
Wien jaagt uw blote naam geen ijzing door de leên!
En! wie zou zonder u, dit leven dragen kunnen?
Wie, 's Huichlaars valsche deugd heur eerbewijs vergunnen?
Wie, 't wierook zwaaien aan de dwaasheên van een vrouw:
En kruipen voor den trots eens Staatsmans zonder trouw:
Of, voor 't bedrieglijk oog van veinzende verraâren
De zwakheên van zijn' geest vrijmoedig openbaren?
Hoe zoet ware in dien staat, de vrijburg van het graf! -
Maar ach! beschroomdheid spreekt, en roept ons toe: laat af!
Zy durft ons al de vrucht eens stouten slags betwisten,
En maakt een' Oorlogsheld tot een' lafhartig Christen.
|
-
eind1
- Men heeft zich hier eene uitlating veroorloofd, die noodzakelijk scheen, om niet in de tegenstrijdigheid te deelen, tot welke de Fransche dichter vervallen is; daar hy zijne sprekende personaadje ter dezer plaatse doet uitboezemen:
‘Dieux justes, s'il en est, éclairez mon courage’,
en hem dus teffens Heiden en twijfelaar maakt, terwijl hy besluit met de zoo nadruklijke woorden:
‘Et d'un Héros guerrier fait un Chrétien timide’,
waar in hy als belijder van 't Christendom spreekt: de Godsdienst, die in het Treurspel, waar uit deze rol genomen is, ondersteld wordt.
|