De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 376]
| |
aant.Op mijn graf.Ga naar voetnoot*De balling, in 't gemoed doorzichtig spiegelglas;
Maar wien geen stervling ooit in d' open boezem las,
Om dat hy, wars van schijn, en vrij van zelfbelangen,
Van God en 't rein gemoed (geen wareld) af wou hangen;
De rust in de inspraak van het zelfgeweten zocht,
En 't hart voor eer noch rang noch goud noch roem verkocht.
Die weldeed waar hy mocht, zich-zelf verroekeloosde,
Maar, moedig onder 't leed, in geen verdrukking bloosde;
Wien de aard geen rustpunt voor zijn moeden voetzool bood,
Geen laafnis voor zijn dorst, en schaars 't nooddruftig brood;
Wiens leven lijden was, ontberen en verduren,
Vervolgd van in zijn wieg tot 's levens uiterste uren,
Brengt eindlijk, afgetobt, en 's warelds slingring moê,
Zijn handvol nietige aard aan dezen Kerkhof toe.
1828.
|
|