De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 286]
| |
aant.Mijn leeftijd.Ga naar voetnoot*Aetas parentum, pejor avis, tulit
Nos nequiores, mox daturos
Progeniem vitiosiorem.
Horatius.
'k Heb twee geslachten op zien staan,
'k Heb drie geslachten zien vergaan,
En thands beleef ik reeds het vierde:
Maar zag verbasterde Eigenwil
Die 't draaien van de wareldspil,
En Neêrland boven al, bestierde.
Ga naar einda) 'k Was in mijns levens morgenstond
By 't geen ik toen in 't afgaan vond,
Een troetelkindtjen 't geen het streelde:
Ga naar eindb) By 't tweede met den wind geäasd
Die zoo veel duizenden verdwaast
En me ook zijn wolkverschijnsels beeldde.
Toen zag ik 't opgegroeid geslacht
(Tot zelfverwoesting voortgebracht,)
My haten, lastren, boos vervloeken,
Vervolgen, om, van recht en wet,
En eigen disch en haard ontzet,
In 't zwerven brood te moeten zoeken.
Ga naar eindc) Nu rijpt er weêr een nieuwe teelt;
'k Vond God en volk van één gedeeld,
En Neêrland viel in slavenboeien.
Mijn levenskracht was uitgebluscht,
Maar Nassaus toevlucht spelde rust,
En 't Vaderland zou weêr herbloeien.
| |
[pagina 287]
| |
Ga naar eindd) Doch wat nu brengt gy, vierde kroost,
Dat niet om Vaadren dolheid bloost,
Maar in hun dwaalspoor voort blijft hollen? -
Wat wacht men van verbasterd zaad,
Dat t' eenenmaal zijn God verlaat,
In duivlen hoogmoed opgezwollen.
Keer, Hemel, keer het voorspook af!
Ja, wil op de oever van het graf
Mijn hart met beter uitzicht laven!
Ga naar einda) 'k Zag 't volk gelukkig, vrij, en groot:
Ga naar eindb) Ik zag 't verdarteld, wrevel, snood:
Ga naar eindc) 'k Zag 't uitgeput, gezonken, slaven:
Ga naar eindd) Maar 'k zag 't herrijzen, vol van hoop;
Doch tevens hoe de kanker kroop
Waardoor zoo vele Staten vielen:
ô Gy die 't licht my hebt gespaard,
ô Zij mijn ouderdom bewaard
Van dat ik 't hooploos zie vernielen!
[1827.]
|