De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijOp de afbeelding. van Zijn Hoogheid.Ga naar voetnoot*Men vraag niet welk een beeld, in palm en lauwerbladeren
En staatlijk goud gelijst, de opmerkzame aandacht trekt?
't Is Nassau, 't waardig bloed van zijn Doorluchte Vaderen,
Door 't lasterspog bezwalkt, maar door geen smet bevlekt.
Aanschouw dit minlijk oog, vol zielskracht, vuur en leven,
Waar uit een grootheid straalt, beproefd door tegenspoed;
Een hart, alleen gevormd tot weldoen en vergeven,
En dat geene andre zucht dan voor ons welzijn voedt.
Dat oog, wiens eedle blik de boezems door kan dringen,
't Geveinsde hart ontmomt, en in 't geweten leest,
De liefde en wellust maakt van wat hem mag omringen,
En, meer dan 't zwaard der wet, van 't misdrijf wordt gevreesd!
Dat oog, dat Heldenoog, dat Neêrlands smaad braveeren,
| |
[pagina 427]
| |
Maar 't bukkend Nederland niet zien konde aan zijn kniên;
En, blind voor de ijdle glans van heerschen en verheeren,
Een vaderlijk gemoed voor 't buigend kroost deed zien.
Oog! toen van tranen nat! van tranen, vol ontroering,
Vol Godvrucht, Burgermin, en ware nedrigheid;
En borgen van een ziel, onvatbaar voor vervoering,
Hoe hevig de onspoed stormt, de voorspoed streelt en vleit.
ô Hemel! laat mijn hart die tranen nooit vergeten!
Die tranen boeiden my voor eeuwig aan zijn deugd.
Laat andren door zijn gunst gelukkig, machtig heeten!
Hy blijv' zich-zelv' gelijk, en 'k smaak de hoogste vreugd!
1794.
|
|