De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 283]
| |
Vermetelheid.Ga naar voetnoot*Sensit et Trojae prope victor altae
Phthius Achilles.
Horatius.
Geen lasterende Niobe,
Van boezem fier, en hoog van oogen,
Gevoelde alleen het wraakvermogen
In 't diepst van 't kinderlooze wee;
Geen dolvermeetle Tityus,
Van heiligschendend vuur ontstoken,
Zijn reuzen-overmoed gewroken
In 't boeten voor Latonaas kus:
De Fthier viel, by 't naadrend uur
Van 't door zijn arm verbrijzeld Trojen,
In de asch, den winden toe te strooien;
Na 't schudden van den veegen muur.
Op Godenbloed, Godinnenschoot,
Vermetel, mocht hy Heldenkrachten
Van vriend- en vijands arm verachten,
Maar was der Godheid niet te groot.
Een' pijn gelijk, dien 't hakmes trof,
Of, door den wind ontgronden ceder,
Viel de onverwonnen Krijgsman neder,
En plofte 't hoofd in 't Trooische stof.
| |
[pagina 284]
| |
Hy school in geen bedrieglijk paard,
In naam aan Pallas toegeheiligd,
Met valschen godsdienstschijn beveiligd
Door listen, geen' Achilles waard;
Hy trachtte door geen valschen waan,
In 't jammerlijk verlossingvieren
En dansend door elkander zwieren,
Een weêrloos stadvolk neêr te slaan;
Maar openlijk met toorts en zwaard
Het jamm'rend kroost in 't bloed te smooren;
Ja, de afkomst-zelf, nog ongeboren,
In 't moederlichaam niet gespaard.
Doch niet te sneuvlen door 't gevecht,
Maar door een laffen pijl te sneven
Hem uit een schuilhoek toegedreven,
Was aan zijn trotsheid toegelegd.
Vermeetlen, ziet op Peleus zoon!
De trotsaart in 't hooghartig brallen,
Zal immer, door onedel vallen
Den Hemel wreken van zijn hoon.
U ook, u trof de zelfde straf,
Gy die met Koningskroonen speelde,
En, daar ge u boven 't Lot verbeeldde,
Een klip tot kerker vond en graf!
1824.
|
|