De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijGezondheid.Ga naar voetnoot*Omnia tecum unâ perierunt gaudia vitae.
Catullus.
Gezondheid, lieve Huldgodin,
ô Blijf gy, blijf ons by!
ô Wees ons, wat ons lot ook zij,
Door zee, en wareldwoesteny,
Een trouwe Gezellin!
Waar de Overvloed met blijden lach
Den kostbren feestwijn plengt;
In 't hoogste schittren van 't gezag,
En wat de Staatzucht streelen mag;
Waar jeugd en blijdschap wenkt.
Waar zorg en plicht met zachten klem
Het hart in banden sluit:
By 't ruischen van de vreugdestem
En 't klaatrend slempgeluid.
Waar 't Vaderhart van wellust vonkt,
Als op den Moederschoot
Een kleine dierbre Stamgenoot
Met dartele oogjens vleit en lonkt,
En lieve kusjens strooit,
Daar 't roosjen op zijn wangen pronkt,
En 't zachte mondtjen tooit.
Waar Licfde-zelv de wiekjens klept
Om 't rozenledikant,
| |
[pagina 124]
| |
En 't aardrijk tot een hemel schept,
Waar Hymen myrthen plant.
Waar, moê van 's levens lange baan,
De Grijsheid nederzinkt,
Terwijl vernoegdheids zachte traan
In 't zwellend ooglid blinkt.
Waar Lente speelt en argloos stoeit;
Waar Zomer schatten gaârt;
Het Najaar van zijn wijnoogst vloeit;
Of Winter zich by 't haardvuur gloeit,
Met pegels in den baard.
Daar is, Gezondheid, dierste schat!
Uw heil de saus der lust,
De saus die al heur' smaak bevat;
De zoetheid van de rust:
En 't balsemrijk Nepentheblad,
Dat allen kommer sust.
Uw geur versterkt den bloessemdaauw
Van Floraas Hofprieel,
De frischheid van den Lindenschaâuw;
Verhoogt muskaat en gemberklaauw,
En Amboïns kaneel:
Ja, de alsemdrank der tegenspoed,
Gemengeld met uw tooverzoet,
Vloeit zachter dan het druivenbloed,
En hairt niet in de keel.
Gezondheid, hoogst en eenigst goed,
Dat leed en vreugde smaken doet,
ô Waart ge my ten deel!
1805.
|
|