De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 102]
| |
Heil.Ga naar voetnoot*Och! wat mag het menschdom revelen!
Wat vertelt het zich van heil!
Is 't een Waar, voor zuchten veil?
Of bestaat het slechts in nevelen?
Ja in dit of dat geval
Vindt men 't zeker overal.
't Zal aan zuchten niet ontbreken:
Neen, die put men nimmer uit.
Golven die de Zuidzee kruit,
Druppels die van de Alpen leken,
Worden eer tot zeldzaamheên
Dan des boezems bang gesteen.
Nevelwolken, mild in regen
(Zoo zy voordoen aan het oog);
Maar in weinig uren droog;
Zonder vruchtbaarheid of zegen:
Ja, die stijgen door de lucht
Zoo gemeenzaam als een zucht.
Nevelwolken, fraai van vormen,
Schoon gekleurd met rozengloed;
Maar in eens zoo zwart als roet;
Maar in eens de prooi der stormen,
En vergaan tot louter niet:
Daar van, zeker, is verschiet.
| |
[pagina 103]
| |
aant.Maar de Hemel eischt iets anders
Dan het zuchtjen om ons leed:
Niets verkoopt hy dan voor zweet.
En de roof eens Alexanders
(Heel de wareld) heeft den schat
Die Geluk heet, nooit bevat.
Eeuwig is het, onveranderd,
Schoon het aardrijk ook verging.
Boven maan- en zonnekring
Blinkt het in der Englen standert,
Met de spreuk van Constantyn:
‘In dit teeken winnaar zijn.’
1808.
|
|