De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijZelfherinnering.Ga naar voetnoot*Dit is een getrouw woord en aller aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wareld gekomen is om de zondaren zalig te maken; van welke ik de voornaamste ben. Gedenk aan 't heilig Woord, den God, op Wien gy hoopt!
Wiens zoenbloed ge om geen goud, geluk, of eer verkoopt.
Des Vaders evenbeeld, die, God uit God geboren,
Voor ons in 't vleesch verscheen, ons vrijsprak van Gods toren,
Zich offerde op het Kruis, en, Koning van 't Heelal,
En dood en leven beide onfeilbaar richten zal.
Gedenk Hem, ô mijn ziel, en laat de nood der tijden
U nimmer wanklen doen in voor Zijn' naam te strijden.
Veracht den hoon, de smaad, van wat dien naam weêrstreeft;
Neem ze aan, als 't merk van 't bloed, dat aan zijn' Kruisboom kleeft!
Hy heiligde u Zijn bloed; en gy, wat zoudt gy tragen,
Aan Hem uw menschlijke eer ten offer op te dragen?
Wees dwaas om Jezus wil, verbeur uw vroeger roem!
Dat elk u spotsgewijs een' grijzen suffer noem';
Ja, 't stikziende onverstand, met wie den Heiland huldig',
Uw ernst van huichlary en valschen schijn beschuldig';
Ik draag het: 'k hou mijn' mond van meineed onbesmet:
Ik buig mijn kniën voor geen' Baäl noch zijn wet.
| |
[pagina 40]
| |
aant.En moet de oprechte trouw aan God en 't rein Geweten
Belachbaar Bygeloof of dolle Dweepzucht heeten,
En zijn geluk en geld alleen voor hem bewaard,
Wiens voorhoofd 't merk der vloek voor Jezus Kruis aanvaardt,
Ik sta van alles af. Behoudt uw gift, Godloozen!
Mijn deel is niet met u, wien Jezus naam doet blozen;
Vereert uw' eigenwaan, uw deugd, uw' zedenleer!
Mijn Heiland is my 't al, en wat behoef ik meer!
Hy zal my, Hy mijn kroost in de armoê niet begeven!
Hem sterve ik, zoo Hy 't eischt: Hem wensche ik steeds te leven!
Der Ongodisten heil verlokt my niet, ô neen!
Vervolgen ze ons, wat nood! ook Jezus heeft geleên.
'k Moog hongren, God heeft brood: Hy kan, Hy zal my spijzen.
'k Zal, hongrend of verzaad, mijn' dank aan Hem bewijzen;
En, zeker van zijn zorg, deele ik mijn laatste beet
Met wie in Jezus naam behoeftig tot my treedt.
1805.
|
|