De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 464]
| |
De waanzinnige bruid.Ga naar voetnoot*Wat doodsche smarte drukt me op 't hoofd,
En buigt my jamm'rend neder?
Hy vlood ten hemel heen; ô ja!
Maar morgen keert hy weder:
Dan zal hy onzen bruiloftsdag
Bestemmen met een blijden lach!
Maar waarom op dit heuvelgras
Zoo troostloos zitten weenen,
Sints de onverbreekbre huwlijksband
Ons morgen zal hereenen?
Mijn Edwin, neen, ik ween niet meer;
Want morgen, morgen keert gy weêr!
Zoo ras des Hemels rozenpoort
Zich morgen weder opent,
Vlieg ik de gindsche wolken in,
Op 't blijde weêrzien hopend.
ô Edwin, stap het graf dan uit,
En spoed in de armen van uw bruid!
Daar zit ik, schuchtre, dan en toef,
En tel die eindlooze uren,
Die my in 't neevlig wolkenruim
Uw afzijn nog moet duren!
Maar 'k draag dat afzijn met geduld,
Want morgen wordt mijn hoop vervuld.
| |
[pagina 465]
| |
Dan komt gy, van het rozenkleed
Des dageraads omtogen!
Reeds zweeft gy gindschen luchtstroom door,
ô Schiet my niet uit de oogen:
Want, zoo gy my op nieuw begeeft,
Dan heeft uw Metta uitgeleefd!
Wat, zoo mijn hart zich weêr bedriegt!
Ik zag u immers sneven?
ô Welk een smart was de afscheidsgroet!
Zy kostte my het leven.
ô Edwin, waarom vloodt gy heen,
En liet my, droeve, hier alleen?
Reeds is de bruiloftszaal bestrooid
Met bloemen, palm, en lover;
De maagden zijn ter feest gedoscht:
ô Stap den scheidsm uur over!
Ja, heden lach ik met de smart,
Want morgen druk ik u aan 't hart.
Maar waarom hangt my 't rouwfloers om,
In plaats van bruidssieraden?
En waarom zit die grijzaart ginds
In tranenvocht te baden?
ô Edwins vader, ween niet meer;
Op morgen zien wy Edwin weêr.
Maar neen: - ik droeg dit rouwkleed niet -
Mijn hart zou zoo niet beven -
Die grijzaart niet zoo troostloos zijn,
Waar Edwin nog in 't leven!
ô Neen: van hoop niet meer gedroomd,
Daar Edwin toch niet weder koomt!
| |
[pagina 466]
| |
Hoe treurig zucht de populier
Op gindsche kerkhofsteenen! -
De Hemel smelt in tranen weg -
En ik, ik zou niet weenen?
Neen Edwin, neen, ik hoop niet meer:
Want morgen komt gy toch niet weêr.
ô Bloemtjens, voor het feest geplukt,
Gy zult geen bruidsdisch tooien.
Verbleekend zal der maagden hand
U op mijn grafbed strooien:
Want langer toef ik niet alleen:
Maar vlieg naar Edwins boezem heen.
Gespelen, als gy me aan zijn zij'
De moede leên ziet rekken,
ô Treedt dan zachtjens om mijn asch,
En wacht u, my te wekken! -
Op morgen daal ik neêr in 't graf,
Want nooit breekt Edwins slaap weêr af.
Vrij gevolgd naar het Engelsche
van Mrs. opie.
|
|