De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijAan Celia.Ga naar voetnoot*Hoe vaak, mijn Celia, ontvloeide uw' lieven' lippen
Dees taal, dees dierbre taal: ‘Ik min u, Lycidas!’
Hoe vaak, terwijl een zucht uw' boezem mocht ontglippen,
Zwoer me uw geliefde mond, dat ik u alles was!
Hoe streeldet gy mijn oor, als gy met dierbare eeden
Mijn hart gelooven deedt, dat ge oppermacht en schat,
Ja wat het ook mocht zijn van aardsche zaligheden
Versmaden zoudt voor d' arm die u omslingerd had!
Ach! by die lieve stem die zoo mijn boezem streelde,
By 't vuur der teedre min, ons beider borst gemeen,
Betuige ik, Celia, de Wareld heeft geen weelde,
Die by den wellust haalt van uwe liefde alleen!
| |
[pagina 431]
| |
Hoe kunnen wy (mijn heil!) ons dan van 't lot beklagen,
Daar wederzijdsche min ons eindloos zalig maakt?
Gy zijt, voor de eeuwigheid, mijn éénig welbehagen! -
Mijn hart wijst scepters af, terwijl het voor u blaakt.
De macht der liefde alleen is door geen ramp verwinlijk.
Verdrijf dat heimlijk leed, dat 'k in uw oog verras!
Ach! wees in mijnen arm zoo zalig als beminlijk,
En 't Godendom benijdt den schat van Lycidas!
1796.
|
|