De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijArria en Petus.Ga naar voetnoot*
petus.
Mijne Arria! 't zegt niets, zich zelf den dood te kiezen,
Wen niets 't gevoelig hart aan 't heilloos leven bindt;
Maar als het, door die dood, den Hemel moet verliezen,
Dien 't in den teedren arm der beste Gade vindt!
ô Dan, dan wijkt die moed, dien 'k nimmer nog verzaakte:
Dit maakt de dood voor my het geen my 't leven waar
Indien uw zuivre borst niet teder voor my blaakte, -
Indien wy 't aanzijn niet beminden om elkaâr.
Ik aarzel niet, mijn Al! de wreedste dood te sterven,
Maar hoe, mijne Arria! besluit ik u te derven? -
arria.
ô Dierbaarste! in de dood zult ge ook de mijne blijven:
Uw weêrhelft haat het licht, dat Petus niet begroet!
Haar mond zal op uw mond, haar hart op 't uw, verstijven,
En, in een zaalger oord herneemt het zijnen gloed.
Geliefde! - volg haar daar, waar reine Geesten blaken;
Dit aanzijn, dat om haar uw' boezem dierbaar is,
| |
[pagina 432]
| |
Dit wil ze uw hart gehaat, dit wil ze u schuwbaar maken;
Zoo vindt gy 't sterven zoet, den doodsnik lafenis.
ô Petus, 't is gering, zich-zelv' den dood te geven,
Als ze ons, die 't hart bemint, voor eindloos wedergeeft!
Zich doorstekende. Dit wondt - maar 't deed geen pijn.
Hem den dolk toereikende.
petus.
Zich met drift doorstekende. En nevens u te sneven,
Is wellust, is me een plicht. Ik heb te lang geleefd!
1799.
|
|