De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 425]
| |
Mengelingen. | |
[pagina 427]
| |
De schaapjens.Ga naar voetnoot*Wat leeft ge, ô Schaapjens, hier gelukkig en te vreden!
Hoe lieflijk smaakt u 't gras dat ge op uw paden vindt!
Uw zorgloos hart beklemt geen toekomst, geen voorleden;
Naauw minnend, zijt gy reeds bemind!
Natuur beveelt aan uwe harten:
Uw liefde kent die stem alleen,
En, ongenaakbaar voor haar smarten,
Geniet gy slechts haar zaligheên!
Gy hebt geen harteleed in tranen uit te gieten,
Die, als ons hart den plicht een offer brengen moet,
Van onze bleeke wangen vlieten! -
Geen hopelooze wensch wordt in uw hart gevoed!
Geen eerzucht, eigenbaat, of afgunst, spoort uw driften:
De schichten, die de lastraar schiet,
Die steeds in 't zuiverst hart de kalme rust vergiften,
Verbittren uwe dagen niet.
Wat is het voorrecht, daar ge, ô stervling, meê durft pralen?
Dat naauwbeperkt verstand? Wat hebt gy nuts daarvan?
Verstand, het geen de schok van elke drift doet dwalen,
Een enkle blik vervoeren kan!
| |
[pagina 428]
| |
Wat kampt het niet vergeefs met dolende begrippen! -
Het zal de leidstar zijn die ons door 't leven leidt;
En dikwerf laat het ons van 't zaligst voetpad glippen,
Om reddingloos te staan, omringd met duisterheid!
ô Schaapjens, gaat uw zorgloos leven
Niet boven aanzien en geboort',
Waarby 't gevoelig hart steeds voor zich-zelf moet beven,
En de onverbidbre plicht zijn heete wenschen stoort? -
Waar leeft, die, hier op de aarde, op zeker heil vertrouwde!
't Geluk rooft morgen weêr, het geen 't ons heden gaf:
Verstand noch voorzicht baat, en wie er ooit op bouwde,
't Weert geen van hare slagen af.
ô Schaapjens, smaakt dan 't zorgloos leven:
Geniet in vrede 't zoet, daar ge onbekommerd weidt,
Door 's Scheppers milde hand in weide en beemd verspreid!
ô Ja, des Stervlings lot is boven 't uw verheven,
Maar de aard is niet gemaakt voor 't heil dat hem verbeidt;
En wat deze aard vermag te geven,
Is onvolkomen -: neen, is loutre nietigheid!
1796.
|
|