De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 422]
| |
Op den vijftigsten verjaardag van een vriend.Ga naar voetnoot*Wanneer de Pelgrim, afgemat,
En moedeloos van om te zwerven,
In 't gloeiend zandbed nederstort,
Door smart en nood gefolterd wordt,
En brood en waterdronk moet derven:
Als dan het duistre nachtuur valt:
In 't rond de wolven huilen,
En alles barre wildernis,
En nergens dak noch schutswijk is
Om aan den nood te ontschuilen;
Zoo dan een flaauwe schemering
Van verr' hem tegenwemel'
Dan waant reeds de arme zwerveling
De woestenij een hemel!
Ja! Vriend mijns Gades, vriend van my!
Hoe ook aan 's Egaas dierbre zij,
Mijn voeten in de woestenij
Door 't brandend zand verschroeiden,
Hoe roof- en wouddier om ons brull',
Het daglicht zich in neevlen hull'
En tranen uit ons oog in stroomen nedervloeiden,
Wy zagen hier en ginds een straal,
Door 't ondoorzienbaar zwart der nevelwolken breken!
Wy vonden ginds en daar een bron,
Die by de heete middagzon
| |
[pagina 423]
| |
Verkwikking schonk aan 't hart, haast op den tocht bezweken!
Mijn Echtgenoot had rondgedoold
Door kommer overlaân, en troostloos neêrgebogen,
Hy keerde! en gy, zijn eerste vrind,
Door geen vooroordeel ooit verblind,
Gy hadt hem immer trouw bemind!
En met dat zelfde zielsgevoelen
Dat tijd noch afstand kon verkoelen,
Zijt gy uw eersten, diersten vrind,
Aan 't brandend hart gevlogen.
Ik zag u, zag hoe gy hem mint,
Ik zag den tranenstroom ontvloeien aan uw oogen,
Ik zag u in de ziel bewogen!
En heeft mijn hart zich niet bedrogen,
Dan waart gy ook zijn Egaas vrind!
Ik zag u 't juichend welkom bieden,
Uw Ega!... zwijg mijn hart!
Smoor zucht en tranen op dit heden;
En ô! ontzie eens gades smart!
Ja, hoe het leed ons neêr mocht buigen,
De dageraad die heden klimt,
Is 't lieflijk flikkerlicht dat d' armen tegenglimt,
Wien in de woeste zandwoestijnen,
Wanneer de dagtoorts draalt te schijnen,
Het wouddier tegengrimt!
ô Dat het heilrijk lichtgeflonker,
Van dit uw hooggetij,
Door rampspoeds oogverduistrend donker
Nooit overschaduwd zij!
Gelukkig, die, als gy, door vijftig zonnekringen,
Des levens baan betrad;
Die 's warelds lotverwisselingen
Tot les en voorbeeld had;
Gelukkig, die door 's Heilands woorden,
De lamm'ren tot hun herder voert,
En daar, waar wraakzucht stijgt ten zetel,
Verdeelde harten samensnoert! -
Wat zou u 't vriendenhart nog wenschen,
| |
[pagina 424]
| |
Van 's warelds nietigheên,
Die als het veldgebloemt verflensen
Waar eens de zon op scheen,
Neen! zij uw heil aan God verbleven,
Hem die de zijnen nooit vergeet,
Wy staren op een beter leven,
En dit verzoet ons alle leed.
Vliegend.
|
|