De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijAan Theodora.Ga naar voetnoot*Tweemaal vijf, en negen malen
Heeft de Lent' haar schat ontplooit,
En de Herfst zijn goudgeel lover
Op het dorrend veld gestrooid,
Sints Gy 't eerst het oog ontsloot
Voor het blijde morgenrood!
Tweemaal vijf, en negen jaren
Zijn U over 't hoofd gehold,
En, als de onherroepbre golven,
't Een het ander nagerold,
Sints uw moeder d' eersten lach
Op haars eerstlings lipjens zag.
Hoe veel tranen, hoe veel lachjens,
Zag zy, sints dien eersten stond,
Haar ter bron van smart en vreugde,
In uw oogen, om uw mond!
Hoe veel blijdschap, hoe veel wee,
Bracht haar uw geboorte meê!
| |
[pagina 400]
| |
Maar wie schildert thands haar vreugde;
Wie uw Vaders diepe vreugd;
Nu zy 't eerste huwlijksspruitjen
In den bloesem zien der jeugd,
En, ten zegen van hun band,
't Kweekten tot een hemelplant!
Opende ooit uw Jaarfeestviering
Hun een Hemel van genot,
Thands begroeten zy die uchtend
Met een dubblen dank aan God.
Nooit nog blonk zy aan den trans
Hun zoo zegenend als thands.
Zijt Gy hun het licht verschuldigd,
ô, Die gaaf is alles niet!
Neen, gy dankt hun eindloos meerder,
Dat met tijd noch dood vervliet:
Wat zijn aardsche zaligheên?
Rijkdom is in God-alleen.
Zy geleidden uwe schreden
Op den weg naar dezen schat,
Dien noch mot noch roest kan knagen;
Waar nooit roover macht op had.
Meer vermocht hun liefde niet:
Alles, Hy die 't Al gebiedt!
Moog Zijn zegen dan volenden
Wat hun Oudrenzorg begon!
Hy uw ziel met teugen voeden
Uit des levens volle bron;
En het zaad, door hun geplant,
Rijpen doen voor hooger stand!
| |
[pagina 401]
| |
Ingewijd met Kristus Leden,
Tot gemeenschap aan Zijn heil,
Moogt gy thands op 't voorrecht roemen,
Voor geen wareldrijkdom veil;
Is dan dit geen zaalge dag
Wie u dus verjaren zag?
Rest er dan nog iets te wenschen
Voor het warmste vriendenhart,
Dat u met het deel aan Jezus
Niet in Hem geschonken werd?
Haalt des warelds rijkst genot
By 't waarachtig deel aan God?
Dan eerst, lieve Theodore,
Als de bloei der jeugd verdwijnt,
Dan eerst ziet men dat het leven
Dat niet is het geen 't ons schijnt;
Eer die zinbegoochling vliedt,
Kent men 't ijdle leven niet.
By verlies en tegenspoeden
(De Almacht spreke er u van vrij!)
Leert men welke zinbedwelming
Wareldsche genieting zij.
Wel dan hem, die boven de aard
Op des Kristens rustplaats staart!
Echter heeft deze aard genoegens:
Alles is den Kristen wel.
't Hangt zoo dikwerf aan ons-zelven,
Of ze ons hemel zij of hel.
Hemel is zy hem gewis,
Die in God te vreden is!
| |
[pagina 402]
| |
Smaak op aarde dan dien hemel;
Deel hem aan uw Oudren meê!
Wat de Vriendschap u moog wenschen,
'k Heb geen andre hartebeê;
Zoo mijn oog dat heil niet ziet,
Dood of grafsteen scheiden niet.
|
|