De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 397]
| |
Op een huwlijksvereeniging.Ga naar voetnoot*Zoo sluit zich dan de Hemel open
In dit verblijf van wee!
Zoo moogt gy dan op zegen hopen
Die voor geen wareld is te koopen,
ô Teêr vereende twee!
Gewis! de Hemelgeesten dalen
In 't licht van deze morgenstralen
En storten U hun vreugd in 't overstelpt gemoed.
Ja! 't snoer wordt door hun hand gestrengeld
Waar ziel met ziel in samen mengelt
Met onvervalschten gloed.
Wat zeg ik! de Almacht-zelv' zag neder
Met welgevallig oog
Waar immer Echtpaar vlekloos teder
Zich voor haar zetel boog.
Gods aanschijn, ja, straalt van den Hemel
Op dit uw Hooggetij!
Wien God vervulling is der zielen
Dien is Hy steeds naby.
Gy vriend, gy lievling van mijn gade
Reeds van uw vroege jeugd!
Hoe! vondt ge een hart het uw gelijkend? -
Aan U gelijk in deugd?
ô Laat me U dan gelukkig roemen
In 't ongekunsteld lied,
En 't dier geschenk U waardig noemen
Dat Gods genade U biedt.
| |
[pagina 398]
| |
Dan zal 't geluk U niet omzweven
In wezenloozen schijn;
Maar, hier reeds zal U 't stoflijk leven
Een voorsmaak van de lust der zalige Englen zijn.
Dan vreest gy voor uw huwlijksketen
Geen scheuring, zelfs in 't graf.
Ach! weinig waar des Echtstands zegen
Brak eens de dood dien af!
Een blijde hoop verzoet my 't aanzijn
(En zou die hoop een ijdle waan zijn!)
Dat, wat ons God op aard als hoogste heilstaat schenkt
Ons eenmaal voor Zijn heilig aanschijn
Door de eindlooze Eeuwigheid genadig wordt verlengd.
Geluk dan, wien uit duizendtallen
Het zeldzaam lot te beurt mag vallen
Der eeuwige vereeningsband!
Wat zijn hun luttel bange jaren,
Die in den naam der Godheid paren
By 't uitzicht van hun Echt in beter Vaderland?
Dan ook deze aard heeft zaligheden
Te midden van de smart;
En hoorde de Almacht ooit de beden
Van 't ongeveinsde hart,
Dan zal, ô dierbare Echtelingen,
Geen onheil ooit uw rust bespringen
En hoe het weiflend lot zich keer',
Dan vindt gy, altoos even teêr,
Elkander in elkandren weêr.
Dan viert ge, ô tedere Echtelingen,
Na vijftig blijde zonnekringen,
Aan uw van kroost omschaarden disch
Dit feest van uw verbindtenis.
| |
[pagina 399]
| |
Dit zult ge! - Ja: des Egaâs harte
Waarmede 't mijn eenstemmig slaat
Bad U dien zegen toe van boven
Die alle heil te boven gaat.
Wy zien dat Eden dan ontsloten,
Zoo vaak U toegewenscht uit volheid van 't gemoed.
Treedt in, gezegende Echtgenoten,
En kent geen eind' of perk aan d' eens ontvlamden gloed.
|
|