De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 325]
| |
Berusting in smart.Ga naar voetnoot*Mijn ziel, verwin, verwin u-zelve,
En zie bemoedigd naar omhoog;
Hy leeft die 't gindsche wolkgewelve
Met starren-goudgloed overtoog.
Hy leeft, die de uchtend zal doen dagen,
Waar voor de duistre nacht verdwijnt.
ô Toef dien morgen, zonder vragen
Waarom de nacht u donker schijnt?
't Is God, die my den weg bestemde
Door distelpaân en schroeiend zand;
En, wat my ooit het hart beklemde.
Gewillig volg ik aan Zijn hand.
Zijn heilrijk doel zij my verborgen,
Zijn wijze wil alleen geschied'!
En late ik slechts dien Vader zorgen,
Die alles tot mijn heil gebiedt!
Zij wat my hier op aard bejegent,
(Verliezen, tegenheên, en rouw,)
Tot zuivring van mijn ziel gezegend,
En kenmerk van zijn liefdetrouw!
Kastijdt Gy wien Gy lief hebt, Vader;
ô Dan beklaag zich nooit mijn ziel!
Dan brengt ook deze slag me U nader
Die 't plettrendst op my nederviel.
| |
[pagina 326]
| |
ô Zij de vrucht van dees bedroeving
My los te rukken van dit stof.
En blijke 't my in die beproeving,
Dat my uw hand uit liefde trof!
De weg zij lang, en ruw, en duister;
Bedroefde, treed bemoedigd voort:
Eens, eens ontworsteld aan den kluister,
Wordt ons het eeuwig licht ontgloord.
Moet kommer 't pad ten hemel banen,
ô Drage ik alles met geduld.
Gelukkig gy, die zaait met tranen,
En eens daar boven oogsten zult!
|
|