De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijAan God.Ga naar voetnoot*Gy, die 't geschoren lam den ruwen wind verzacht,
Uw schepslen 't lijden meet naar de u bekende kracht,
Oneindige, die nooit in 't prangendst van de smarte
De stille hoop beschaamt in 't needrig kristenharte!
ô Dat ook my, mijn God, dat steunsel niet ontzink'
Daar ik de kelk der smart tot op den bodem drink!
Gy, Gy doorleest mijn ziel, ô Vader vol erbarmen;
Ach, wil in dees mijn nood u mijner nog ontfermen!
Dat de invloed van uw Geest mijn zwak gemoed beziel',
Op dat ik, morrend niet, - maar dankend nederkniel'!
ô Gy, der zwakken hoop, Gy; op wiens schuts wy bouwden
Toen wy 't geliefde pand uw voorzorg aanvertrouwden,
Gy stelde ons niet te loor; uw oog heeft hem bewaakt;
En - 't is de worm in 't stof die uw bestiering wraakt?
| |
[pagina 303]
| |
Neen, 't rijz' niet in mijn ziel, u wreevlig af te vragen
Waarom die bloesem viel in 't prilst der lentedagen?
Uw oog heeft hem bewaakt, dit zij mijn ziel genoeg!
En 't was uw liefde en trouw die hem ons wedervroeg.
* * *
Niet langs den weg, ô God, dien wy zoo streelend achtten -!
Moest niet het oudrenhart naar zijn te rugkomst smachten?
Niet bidden dag en nacht, na de eindlooze afzijnssmart
Hem, deugdzaam weêrgekeerd, te klemmen aan ons hart?
Of kon ons op deze aard een blijder morgen gloren? -
Neen, Gy hebt voor zijn heil een veilger weg verkoren!
Gy hebt op uwe wijs, aanbidbaar, eeuwig goed,
Den lievling onzer ziel beveiligd en behoed.
ô Neen: wy steunden niet op 't broze riet der stroomen:
Ons uitzicht zij verwijld, het wordt ons nooit ontnomen!
Nam God ons duizendvoud het leven in dien zoon,
Eens zien wy hem weêrom voor Jezus gloriethroon!
|
|