De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 290]
| |
Lentegroen.Ga naar voetnoot*Wees welkom, zoele Lenteregen!
Geen druppel van uw kostbaar nat,
Die niet, bezwangerd van Gods zegen,
Meer dan 't gelouterdst goud bevat!
Wees welkom, zoele Lenteregen,
Uit 's hemels volheid afgestegen,
Meer kostlijk dan Golkondaas schat!
Zijt welkom, zachte hemeldroppen,
Die, vruchtbaar neêrgedaald,
Op de esmerauden bloemhofknoppen
Met paarlemoêren glansen praalt;
En 't hart met ruimer slag doet kloppen,
Dat in die balsemvolle droppen
Gods liefde tegenstraalt!
Nog gistren stond het woud ontbladerd,
Het veld, van dosch ontbloot:
Gy valt, en eer de morgen nadert,
Ontsluit Natuur haar schoot;
En 't plantjen, van uw vocht dooraderd,
Als door een wonderwerk herbladerd,
Herrijst van uit den dood.
Uw zacht gekletter op de spruitjens
Is zoet als harpmuzijk:
In uw verkwikbre plasgeluidtjens
Klinkt 's hemels liefdeblijk;
Ja, als gy flikkert op de kruidtjens
En 't groen verzilvert van de spruitjens,
Geen paarlenmeir zoo rijk!
| |
[pagina 291]
| |
Gy, Vader, bron van allen zegen,
Die elken drup die daalt,
In morgendaauw of malschen regen,
Zijn kracht en plaats bepaalt;
My roept die milde Lenteregen,
My roept hy dubbel troostrijk tegen,
Dat nooit uw liefde faalt.
Ach! zoo geen druppel de aard mag drenken,
Dan, naar uw wil 't gebiedt;
Dan moet de traan uw goedheid krenken,
Die ik zoo vaak vergiet.
ô Laat my steeds uw trouw herdenken;
'k Weet, aller lot hangt aan uw wenken;
Gy zult ons op zijn tijd den lievling wederschenken
Die op de golven dwaalt, maar uit uwe oogen niet.
Uw wil, mijn God, uw wil geschied'!
1818.
|
|