De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 285]
| |
Moederzucht.Ga naar voetnoot*Het uur is daar, het is geslagen;
Ontfang, mijn Zoon, dees laatsten groet!
Aan God heb ik u opgedragen,
Aan God, die mensch en zwaluw voedt.
Hem bidde ik dat Hy u behoede,
Uw leidsman zij by dag en nacht:
Zoo vrees ik voor geen onweêrswoede,
Want veilig zijt gy in die wacht.
Geen sluimer luikt dien wachter de oogen
Die Englen tot zijn dienst gebiedt.
Wat rampen ons genaken mogen,
Wie Hem betrouwt, verlaat Hy niet.
Ik heb u onder 't hart gevoedsterd;
U opgekweekt aan eigen borst;
U nacht en dag in d' arm gekoesterd,
En blij die zoete last getorscht.
Ik sloeg uw eerste stappen gade
Met onuitspreekbre hemelvreugd,
En bad alleen dat Gods genade
U leiden mocht op 't pad der deugd.
'k Heb honderden van bange stonden
Weemoedig by uw wieg geweend;
En nooit een zweem van rust gevonden,
Zoo lang gy iets te lijden scheent!
| |
[pagina 286]
| |
'k Heb duizendmaal tot God gebeden,
Met ongerusten harteklop:
‘Bewaar hem. God, voor tegenheden,
En groei' hy voor uw hemel op!’
Ik zag uw kracht, uw jeugd, zich vormen;
Een vrolijk uitzicht loeg my aan:
En ach, ten doel aan zee en stormen,
Begint gy 's levens eerste baan.
Gy wilde 't - ach! mijn hart moet zwijgen,
Al scheurt het in de bange borst:
De moed doet u den boezem hijgen,
Met zucht voor Vaderland en Vorst:
Welaan dan! blijf aan Hem bevolen,
Die u de ziel eens Ridders gaf!
En - is 't uw noodlot, om te dolen;
Ons aller rustpunt is het graf.
1816.
|
|