De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 252]
| |
Kinderenzang voor de armschoolen.Ga naar voetnoot*Voorzang.Gelukkig hy, en rijk bedeeld
Van zegenend erbermen,
Wien God by d' algemeenen nood
Den weg tot wijsheid opensloot
Door 't vaderlijk ontfermen!
De gure vorst en wintersneeuw
Verjaagt de schuchtre tortel;
Al siddrend zweeft zy in het rond,
Of ze in den nood een kruimtjen vond,
Om d' uitgedorden wortel.
Zy hongert, zoekt, en vindt haar spijs,
Hoe koude en stormvlaag woeden:
Gods alziend oog bewaakt haar vlucht
Door 't ruischen van de schrale lucht;
Hy zal haar veilig hoeden.
ô Ouders, zucht niet troosteloos!
De Menschenmin stort schatten.
Zy deelt met ruime handen uit;
En 't geen haar kostbre gift besluit,
Kan geen verstand bevatten.
Hoe smart ons prang', of kommer drukk',
Wy mogen 't hart verheffen!
Met rijkdom dien de wijsheid schenkt,
Zal d'arme, hoe het onheil wenkt,
Geen grensloos lijden treffen.
| |
[pagina 253]
| |
U zij ons-aller dank gewijd,
Die geeft aan hen die bidden!
Het feestgeschal dat tot u rijst,
En diepgesmaakte weldaân prijst,
Stijge op van uit ons midden!
ô Vader! rek die weldaan uit,
Waarin wy ons verheugen!
Ontsteek en voed in onze borst
De reine en onverzaadbre dorst
Naar wijsheids hemelteugen!
| |
Tusschenzang.Gods erbarmen
Stort op de armen
Even als de rijken neêr.
Allen koestert,
Allen voedstert,
Allen mint Hy even teêr.
Allen schiep Hy,
Allen riep Hy
Tot geluk en zaligheid:
Allerwegen
Stroomt de zegen,
Voor Zijn schepsels toebereid.
Ziet men d' eenen
Soms beschenen
Van des voorspoeds zonnegloed,
't Onweer dondert
Over honderd
Die zijn slag bezwijken doet:
| |
[pagina 254]
| |
Maar, Gy, klaag niet,
Gy, vertzaag niet,
Die, by rang- of schatgemis,
Menschenvrinden
Hier mocht vinden,
Wier genoegen weldoen is!
Die voor 't morgen
U verzorgen,
Ja, voor heel uw toekomst door!
Die uw reden,
Die uw zeden
Stieren langs der wijsheid spoor!
De Alregeerder
Gaf u meerder
Dan uw jeugdig hart bevat:
Putte uw oordeel
Slechts zijn voordeel
Uit dien onvergangbren schat!
Wat ooit menschen
Mochten wenschen,
Wijsheid zij uw zucht alleen!
Zy kan voeden
Zy zal hoeden
In des levens tegenheên.
Leer te delven
Voor u-zelven,
Uit haar onuitputbren wel;
Nut te stichten;
Voor te lichten
's Levens armer medgezel!
| |
[pagina 255]
| |
Wy, wy wachten
Van de krachten
Uwer welbestede jeugd,
Dat de braven
Voor hun gaven
Eens een heerlijke oogst verheugt.
| |
Nazang.
een stem.
Stemt op nieuw de feestcymbalen!
Alles ademt heil en vreugd.
eene andere.
Deernis schoot haar liefdestralen
Op onze onverzorgde jeugd.
choor.
Duisternis bedekte 't pad
Dat des armen kroost betrad;
Maar 't vereenigd mededoogen
Hief den sluier van onze oogen.
de eerste stem.
Ondanks de algemeene jammeren,
Ondanks wat den Burger drukt,
Werden wy, verstoten lammeren,
Aan de zwarte nacht ontrukt.
choor.
Hy die kinders tot zich nam
Toen Hy de aard ter redding kwam,
Zal u elke weldaad lonen!
Zal uw hoofd met zegen kroonen!
de eerste stem.
Wie, wie zou uw zorg volroemen
Menschenvrienden, die ons hoedt!
| |
[pagina 256]
| |
de tweede.
Wie zal zich beklaagbaar noemen,
Dien uw hand met wijsheid voedt!
choor.
Vaders, hoort het vreugdelied
Dat een dankbaar kroost u biedt.
Voor de weldaân van uw handen,
Zegen' God uw liefdepanden!
de eerste stem.
God zal eenmaal hem verblijden,
Die by eigen hartenleed,
In den zwaren drang der tijden
't Schaamle wichtjen niet vergeet!
1808.
|