De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 219]
| |
Andwoord,
| |
[pagina 220]
| |
Velen, 'k zal het niet ontveinzen,
Met een hart zoo teêr als 't mijn,
Velen had de moed begeven,
Velen zouden wederstreven,
En geheel rampzalig zijn.
Dan, waar 't liefdevoedend harte
Zelfs het onheil zaal'gend is?
ô Wat zijn daar alle slagen
Die wy van het lot verdragen?
Daar is duurzaam heil gewis!
't Is voorzeker hard, mijn Waarde,
Ja, 't is onbesefbaar wreed,
't Dierbaar Vaderland te derven,
Rustloos heen en weêr te zwerven,
Steeds ten prooi' aan 't drukkendst leed!
Ja, gy, Hoop op beter tijden!
't Eenigst dat ons 't lot nog liet!
Ja, gy streelt ons 't hart niet weder:
De Almacht sloeg u eenmaal neder
Toen zy 't Vaderland verstiet!
Toch, hoe zwaar ons 't noodlot drukke,
De uitkomst is naby misschien!
Na de zwarte dondervlagen
Mag een blijder uchtend dagen!
Mag dees nacht van rampspoed vliên!
Laat ons op dien morgen toeven,
Waar ons hart zoo zeer naar smacht!
En schoon 't uitzicht is verdwenen,
Wie schouwt door de toekomst henen?
Alles staat in 's Hemels macht!
| |
[pagina 221]
| |
Maar, ik ijs op 't denkbeeld, Dierbre,
Dat ge my zoo roerend maalt!
Hemel! zij dat uur van scheiden,
Zoo ontzachlijk voor ons beiden,
In de toekomst verr' bepaald!
Ja, met zulk een slag, Geliefde,
Waar my 't hart geheel verplet!
'k Schrik niet voor de felste ellende,
(Hoe het noodlot zich ook wende)
God is 't die ze palen zet.
Maar, u missen! - U te derven,
Waar ellende zonder maat!
Neen, geen hel had wreeder kwalen!
Wat zou by die foltring halen? -
Wat kwam zoo veel smarts te baat?
Doch, waar voert my 't denkbeeld henen?
God! gy schouwt genadig neêr!
Heden nog, op 't zalig heden,
U zoo vurig afgebeden,
Blijkt me uw dierbre zegen weêr!
Waardste! ja, uw Jaarfeestviering
Eischt den hoogsten vreugdetoon!
Deez', waar Liefde en dank in mengelen,
Voeren 's Hemels zalige Engelen,
Vreugdejuichend voor Gods throon!
1802.
|
|