De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijBy het ziekbed
| |
[pagina 179]
| |
Ik zie dat oog niet als voorhenen
Met tederheid op my gericht!
Het ziet my onophoudlijk weenen,
Ach, geeft het nog de ziel bericht?
Ziet gy me, ô dierbre, naast u schreien?
Denkt ge aan ons zichtbaar naadrend scheien
Met onverschillig hart -? ô Ja, dan is 't voorby! -
Maar zoo dat oog ook feilde uw ziel bericht te geven,
Dan, (troostrijk denkbeeld!) reeds aan d' aardschen band ontheven,
Bespeurt die eedle ziel toch my!
ô Dat nog eens dat oog zich wendde
Met deernis op mijn hartenleed -
Dat hart eens toonde of 't my nog kende -
Of 't nog my minde als 't eenmaal deed! -
ô Mocht gy 't nog eens recht beseffen,
Hoe my die ijsbre slag zal treffen,
Die me u, ô harteviend, ontscheurt!
ô God! - Vergeef zoo dees mijn bede u mocht mishagen!
Maar ach, vergun dat in dien ijslijkste aller slagen,
Ons 't zelfde noodlot vall' te beurt!
Wat waar ik eenzaam op deze aarde
Als hy my hier verlaten zou!
Helaas! u vond ik niet, mijn Waarde!
'k Vond niets dan wanhoop, niets dan rouw.
Geen bloemtjen zou op d' aard mijn weenend oog meer streelen,
Maar ach! elk voorwerp dat me aan u herdenken deed,
Heropende de wond die tijd noch macht kon heelen,
En 't graf, het graf-alleen, waar 't eindperk van mijn leed!
1798.
|
|