Schoon ende suverlijc boecxken inhoudende veel constige refereinen (Refereinen 1528)
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermdEen ander refereynDE werelt gaet manc / si behoefde wel cruckenGa naar margenoot+
Haer hooft es cranc / de pilaren huckenGa naar margenoot+
Wat gebueren heensdaechs / al vreemder stucken
Diet wel speculeertGa naar margenoot+
Weduwen en weesen / sietmen pluckenGa naar margenoot+
Si sijn sonder vreesen / die de goede verdruckenGa naar margenoot+
De scapen tegen de / herders / tucken
Alle quaet regneert.
| |
[pagina 73]
| |
Die best kan sueren / nu meest triumpheert
Die tfutselboec studeert / die weet nu watte
Om loose vonden te vinden / elc practizeert
Trecht wert gecorrumpeert / geseyt op tplatte
Tvolc speelt met malcanderen gelijc de catte
Speelt metter ratte / men siet trouwe verstieven
Al en is de werelt noch ditte noch datte
Tsal noch eens beteren alst god sal ghelieven
Aensiet de kercke / is nu vol confusen
Tginc bat te wercke doen dabdijen waren clusen
En doen de abten / woonden als musen
In gaten in holen
Nu maken si den blaet met hoogen husen
Men siet hoet gaet / si brassen si busen
Si rijden peerden si verkeeren si flusen
| |
[pagina 74]
| |
Als de herders dolenGa naar margenoot+
Dan werden de scapen / vanden wolven gestolen
Dwelc wert bequolen / vanden goeden
wachermen
Bisdommen werden / den kinderen bevolen
Die noch gaen ter scolen / gods moets ontfermen
Hoe soude een wicht de scapen beschermen
Wi muegen wel kermen / duer dit mesrieven
Maer al eest nu quaet / ic blive bi dees termen
Tsal noch eens beteren alst god sal gelieven
Princen en heeren / nu vechten ende striden
Op datse in eeren / mochten verbliden
Maer deere gods / setten si besiden
Al gaet si verloren
Si souden tgevechte / int christen bloet miden
Met scerpen rechte / de ketters castiden
| |
[pagina 75]
| |
Nu laten si den armen / lantman af ridenGa naar margenoot+
En bederven tcoren
De capiteynen vollen haer tresoren
Tvolc wert gescoren / men salse saen villenGa naar margenoot+
Dlant is vol dwalinghen / achter en vorenGa naar margenoot+
Die te straffen horen / behoeven geen brillen
Si sien door de vinger / de quade vercrillen
Si doen datse willen / men hangt die cleyn dieven
De groote laetmen loopen / tghelt cant al stillen
Tsal noch eens beteren alst god sal gelieven.Ga naar margenoot+
Den coopman wilt kijken / al omme int ronde
Siet de practijcken / woecker en is geen sonde
Si makent recht oft men gheen god en vonde
Men vreest gheen plaghen
Merct hoese verloven / si liegen metten monde.
| |
[pagina 76]
| |
Tbeste leyt boven / tquaetste ten grondeGa naar margenoot+
Si wegen tgoet uute / metten lichten ponde
In valsche waghen
Darm gemeynte schieten / si in haer magen
Siet hoese hen dragen / als princen en graven
Dan loopense wech / dan makense haer daghen
De sculdenaers clagen / si latense draven
Sy onthouden den loon / vanden armen slaven
Si geven gaven / en vercrijgen brieven
Maer al sijn de goey cooplien schier witte raven
Tsal noch eens beteren alst god sal gelieven
Willeken dunct mi / sijn / al omme patere
In sonden vry / sijn / dat es de matere
En eygen goet duncken / es procuratere
Tsijn nu al propheten
| |
[pagina 77]
| |
Dees Duytsce doctoren / hebben den snatere
Si stroyen erroren / te lande te watere
Arm dwasen / u waer beter een clatere
Wilt ghi u vermeten
Scriftuere te verstane / vol secreten
Leert doch eerst weten / tgene dat u es noot
Si studeren som datse haer werc vergeten
De kinder souden eten / ja haddense broot
Leeft oft volc van Ysrael / gods gramscap ontvloot
Wanneerse haer hoot / tegen Moysen op hieven
Maer al haet Malchus / Petrum totter doot
Tsal noch eens beteren alst god sal gelieven
Prinche.
Reyn prince vermaert / recht herde der scapenGa naar margenoot+
Ons allen bewaert / veel wolven na ons gapen
Die geerne donnosele / souden op rapen
| |
[pagina 78]
| |
Wantse weldoen haten
Wilt bi ons bliven / als ons herders slapen
En wilt verdriven / des viants knapen
Die roepen op nonnen / muncken en papen
En elcken verwaten
En selve sijnt sondighe / stinckende vaten
Och wilde elc laten / sijn sondige seden
God verwecte goey herders tot onser baten
Maer in alle staten / is duecht vertredenGa naar margenoot+
Het hooft es siec / en alle de leden
Roept met gebeden / steenen herten wilt clieven
Hoe qualijc dat gaet / opten dach van heden
Tsal noch eens beteren alst god sal gelieven
|
|