Schoon ende suverlijc boecxken inhoudende veel constige refereinen (Refereinen 1528)
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd¶ Een ander.O Vyandelijc saet hoe werdy gesaeyt / nu
Hoe gaet de werelt aldus verdraeyt / nuGa naar margenoot+
Dat elc begrijpt / eens anders ghebreken
| |
[pagina 21]
| |
Met achterclap te hooren / is elc gepaeyt nu
Opten geesteliken staet / sulc weerlijc craeyt nu
En laten hem selven heel onbekeken
De balcken die in haer ooghen steken
Niet merckende ja achtende niet een haerGa naar margenoot+
En willen al van anderen spreken
Recht oft si waren heel suver ende claer
Eens anders gebreken en dochten ons niet
swaer
Waert dat wi wel wilden ons selven doorwien
Wi vonden genoech houdic en tes ooc waer
Want tgebrec en is nergens dan onder de lienGa naar margenoot+
In geestelic in weerlic veel sonden gheschienGa naar margenoot+
In cooplien in ambachters in mans in wiven
Elc beter een hooft gods gramscap sal vlien
En doet na tgene dat ic u sal bedien
Elc wie sijns selfs hof wildi doncruyt verdriven
| |
[pagina 22]
| |
Hoe mach eenich mensce so dwaes gesint / sijn
Ende in sijn herte so seere verblint / sijn
Dat hi derf oordeelen eens anders wercken
Laet den heere die alle saken bekint / sijnGa naar margenoot+
Oordelen wildi van hem bemint / sijnGa naar margenoot+
Ende doet ghi selver wel god sal u stercken
Wat baet ons de duecht van papen oft clercken
Eest dat wi leyden een sondich levenGa naar margenoot+
God en sal ons niet vragen dits goet om mercken
Wat heeft paus cardinael bisscop bedreven
Elc moet voor hem selven antwoorde gevenGa naar margenoot+
Van al sijn woorden wercken ende gedachten
Grondeerden si ditte si mochten wel beven
Die nu haer prelaten voor niet en achten
Met luegenen valscelijc bi dagen bi nachten
Haer eere berooven duer clappen duer scriven
| |
[pagina 23]
| |
Ende de principaelste van desen geslachten
Hem selven qualijc van sonden wachten
Elc wie sijns selfs hof wildi doncruyt verdrijven
Duer valsce propheten / het volc bedrogen / es
Machomets duve / weer uut gevlogen / es
Onder tscijn van duechden / veel valscheden sculenGa naar margenoot+
Preect yemant de waerheit / men seyt dat gelogen es
Met soeten venijne / datter menich getogen / es
Dies de kinder / op haren vader muylen.
Meest elc ongehoorsaem / sinen tuyl wil
tuylen
Dus machmen wel vreesen / voor meerder plage
Dorgelen der kercken / discoordelijc huylen
De waerheyt steectmen / heel achter tscrage
Tquaet cruyt groeyt meer / van / daghe te daghe
Want achterclap / eer nemen / en sijn geen sonden
| |
[pagina 24]
| |
Al en waerder geen god / welc ic beclage
So sijn nu der menschen / tongen ontbonden
Haer overste versmadende / duer nieuwe vonden
Op dat si haer dwalinge / mochten verstiven
Certeyn aensagen / si haer eyghen gronden
Si vonden hem selven / vol sondiger wonden
Elc wie zijns selfs hof wildi doncruyt verdriven
Met rechte sal elc / sijn overste eerenGa naar margenoot+
Om datse staen / inde plaetse ons heerenGa naar margenoot+
En god heeft henlien / ons sielen bevolenGa naar margenoot+
Aenhoort doch neerstich / sinte Peeters leerenGa naar margenoot+
Onderhoort u overste / wilt duecht vermeerenGa naar margenoot+
Niet alleen die goet sijn / maer die somtijts dolenGa naar margenoot+
Aenmerckende hoe swaerlic / dat Cham heeft bequolenGa naar margenoot+
Die sijns vaders scamelheit / niet en woude deckenGa naar margenoot+
| |
[pagina 25]
| |
Men vinter noch vele / twaer beter verholen
Die met haren vader / spotten en ghecken
Sijn eere verminderen / hem scande verwecken
Ja veel quaets versieren / meer dan si weten
En haer eygen siele / vol leeliker plecken
Ay lacen die hebben si heel vergeten
Twaer hem saliger / dat si haer scult af queten
En lieten de prelaten / prelaten bliven
Dan dat si hem te oordeelen vermeten
Hoveerdelijc dubbende in gods secreten
Elc wie sijns selfs hof wildi doncruyt verdrivenGa naar margenoot+
Prince die selve meest / vol sonden crielen
En dagelicx vermoorden / haer eygen sielen
Die willen nu / eens anders doot beweenen
Aensagen si / hoe dicwil si selver vielen
| |
[pagina 26]
| |
Si en souden voorwaer / dus niet vernielen
Den geesteliken staet / ic sout wel meenen
Maer haer herten / sijn herder verhert dan steenenGa naar margenoot+
Als sviants kinderen / duer haet ende spijtGa naar margenoot+
Willende op elckerlijcken beenen
Vergetende eylacen haers selfs profijt
Die eenen anderen begrijpt dats een ypocrijt
En sijn eygen vlecken niet uut en wil wriven
Een yegelijc trec uute sijn sondich habijtGa naar margenoot+
So comt ghi ten oordeele sonder verwijtGa naar margenoot+
Elc wie sijns selfs hof wildi doncruyt verdrijven
|
|